RUNDVEELOKET

Tepelvoeringen vervangen: waarmee rekening houden?


Tepelvoeringen zijn ongetwijfeld één van de belangrijkste onderdelen van een melkinstallatie. Deze staan namelijk meermaals per dag in rechtstreeks contact met de spenen van de koe. Gebreken aan deze tepelvoeringen kunnen al snel aanleiding geven tot slechte speen(top)condities en uiergezondheidsproblemen. Tijdig vervangen is dus de boodschap! Maar, net daar durft het al eens fout gaan. Meer en meer worden ‘speciale’ tepelvoeringen aangewend, denk bijvoorbeeld aan kopbeluchting of driehoekvormige tepelvoeringen. Bovendien komen ook steeds vaker tepelvoeringen voor die niet eigen zijn aan (het merk van) de melkinstallatie. In bepaalde gevallen is het ook de veehouder zelf die de nieuwe tepelvoeringen plaatst. Op zich hoeft dit alles geen probleem te zijn, mits voldoende rekening wordt gehouden met een aantal aandachtspunten.

Evolutie

De melkveehouderij is de afgelopen decennia sterk geëvolueerd. Zo zorgde de overgang van dubbeldoelrassen naar specifieke melkveerassen voor een sterke toename van de melkproductie. Naast deze stijging van de productie, hadden deze rassen ook een andere speengrootte en nam ook de melksnelheid van deze koeien toe. 

Dit alles resulteerde dan ook in een sterk doorgedreven evolutie van de tepelvoeringen. Waar vroeger bijna iedere koe met een ‘standaard’ tepelvoering kon worden gemolken, werd steeds meer aandacht besteed aan tepelvoeringen op maat van de gemiddelde koe op een bedrijf. Een positieve evolutie, met een steeds groter aanbod van verschillende types tepelvoeringen tot gevolg. Bovendien werd bij de ontwikkeling steeds meer aandacht besteed aan de speencondities en het zo snel mogelijk afvoeren van de melk. Tepelvoeringen met speciale vormen en/of kopbeluchting deden hun intrede.

 

Tepelvoeringen
Foto 1. Melkstel (foto: Philip Vanoutrive)

Invloed op de installatie

Maar kunnen deze specifieke tepelvoeringen zonder meer op eender welke melkinstallatie worden geplaatst?

Hieronder een overzicht van de belangrijkste parameters van de melkinstallatie die niet noodzakelijk, maar mogelijk kunnen worden beïnvloed door het plaatsen van een ander type tepelvoering.

Reservecapaciteit

Een melkinstallatie dient steeds over voldoende reservecapaciteit te beschikken. Extra luchtinlaat (bvb. bij kopbeluchting) kan mogelijk leiden tot onvoldoende reservecapaciteit van de vacuümpomp.

Enerzijds is deze reservecapaciteit nodig om calamiteiten tijdens het melken op te vangen (vb. vermijden dat alle melkstellen zouden afvallen wanneer 1 melkstel wordt afgetrapt). Anderzijds is ook voor een goede reiniging van de installatie voldoende reservecapaciteit vereist. Onvoldoende reiniging kan immers leiden tot kwaliteitsproblemen, denk maar aan verhoogd kiem- of coligetal.

Melkmeting

Een versnelde afvoer van de melk kan de werking van bepaalde types melkmeters beïnvloeden. Hierdoor zal geen correcte melkmeting gebeuren, waardoor verkeerde cijfers gebruikt worden voor o.a. MPR-registratie, bepalen van de krachtvoedergift,…

Vacuümniveau

Wanneer teveel (extra) lucht wordt ingelaten in de installatie, bestaat het risico dat er een te grote daling van het bedrijfsvacuüm optreedt. Dit kan bijvoorbeeld aanleiding geven tot minder goed uitmelken van de koeien.

Pulsatie

Bij de pulsatie is het niet de extra luchtinlaat die een goede werking zou kunnen beïnvloeden. In dit geval zal het eerder de vorm of materiaal van een alternatieve, niet merk gebonden tepelvoering of tepelbeker zijn die effect kan hebben op de verschillende fases van de pulsatie en bijgevolg ook op het verloop van het melkproces.

Doormeting melkcontrole
Foto 2: Doormeting melkinstallatie

Meet- en Adviesrapport

Integrale Kwaliteitszorg Melk (IKM) vergt jaarlijks één Meet- en Adviesrapport voor klassieke installaties en twee rapporten per jaar voor melkrobots . In veel gevallen combineert de melkmachinetechnicus het opstellen van dit rapport met het jaarlijks onderhoud. Gebruikelijk wordt dit onderhoud dan ook afgesloten met een volledige doormeting van de melkinstallatie. Op basis van deze doormeting kan een correcte werking van de melkinstallatie worden gegarandeerd.

Bij aanpassingen aan de installatie, waardoor het Meet- en Adviesrapport niet langer overeenstemt met de actuele situatie, kan de geldigheid van het rapport in vraag worden gesteld. 

Net daarom is het aan de melkveehouder om er op toe te zien dat na het vervangen van bepaalde onderdelen of na aanpassingen aan de installatie, hetzij door een technicus, hetzij door de veehouder zelf, een nieuwe doormeting wordt uitgevoerd door een erkend technicus. 

Op basis van deze gegevens moet ook telkens een nieuw Meet- en Adviesrapport opgesteld te worden.

Besluit

Tepelvoeringen tijdig vervangen komt de uiergezondheid alleen maar ten goede. In principe dienen rubberen tepelvoeringen na 2500 melkbeurten (per melkstel!) vervangen te worden. Bepaalde firma’s hebben echter specifieke voorschriften voor de levensduur van hun tepelvoeringen. 

Uiteraard dient de keuze van het merk en/of type tepelvoering voldoende doordacht te gebeuren en dit vooral op maat van het bedrijf en de melkveestapel. Het aanbod van verschillende merken en types neemt alleen maar toe, en allemaal hebben ze ongetwijfeld wel hun voor- en nadelen. 

Maar wat vooral niet uit het oog mag worden verloren, is het mogelijk effect van bepaalde tepelvoeringen op de goede werking van de installatie in het algemeen. In het bijzonder zijn het vooral reservecapaciteit, melkmeting, vacuümniveau en pulsaties die kunnen worden beïnvloed.

Na het vervangen van de tepelvoeringen kan enkel aan de hand van een volledige doormeting, uitgevoerd door een erkend technicus, worden aangetoond dat de installatie nog voldoet aan de vooropgestelde normen. Wanneer deze gegevens dan ook worden vastgelegd in een actueel Meet- en Adviesrapport, heeft de veehouder de garantie dat de installatie correct functioneert.

 5 tips bij het vervangen van uw tepelvoering

  1. Vervang tijdig uw tepelvoeringen
  2. Maak de juiste keuze op maat van uw melkveestapel
  3. Hou rekening met mogelijk effect op de werking van uw melkinstallatie:
    • Reservecapaciteit
    • Melkmeting
    • Vacuümniveau
    • Pulsaties
  4. Doormeting door een erkend melkmachinetechnicus
  5. Opstellen van een correct en actueel Meet- en Adviesrapport

 

Auteur: Bart Eloot, ILVO-Control

Milcontrol