RUNDVEELOKET

Veldbonen in de melkveehouderij: toasten voor succes? 

Tine Van den Bossche, Matthieu Frijlink (ILVO)

De Europese landbouw is niet zelfvoorzienend voor voedereiwit. De import van eiwitrijke voedermiddelen, zoals soja, is noodzakelijk om de veestapel te voeden, maar staat ook ter discussie. Geïmporteerde eiwitbronnen omvatten een belangrijk deel van de totale voederkost en de hoge afhankelijkheid t.o.v. de wereldmarkt leidt tot extra volatiliteit. Massale ontbossing voor de productie van soja en het transport over zee wegen dan weer op de ecologische voetafdruk. Verder is soja meestal genetisch gemodificeerd, waardoor het gebruik ervan in de biologische landbouw niet is toegestaan. Alternatieve eiwitbronnen, zoals veldbonen, kunnen hier een oplossing bieden. In het project EKOPTI gaan Inagro en ILVO op zoek naar een efficiëntere benutting van eiwit in de melkveehouderij om tot betere ecologische en economische resultaten te komen.

Sterke punten 

Veldbonen (Vicia Faba) zijn een interessant alternatief voor geïmporteerde soja in de melkveehouderij. Ze groeien goed in ons klimaat en vragen een vrij eenvoudig management. De bonen gedijen het best op iets zwaardere, niet al te zure gronden. De gemiddelde opbrengst van veldbonen in reinteelt ligt op 4 à 4,5 ton per hectare, maar in mengteelt met triticale liggen de gemiddelde opbrengsten rond 6 à 6,5 ton/ha. Op goede, vochthoudende gronden kan de opbrengst zelfs tot 50 % hoger liggen. Veldbonen behoren tot de familie van de vlinderbloemigen, die stikstof uit de lucht kunnen halen, waardoor bemesting met stikstof niet of slechts beperkt nodig is. Dit heeft positieve gevolgen voor de biodiversiteit, drukt de kosten voor kunstmest en maakt de teelt zeer geschikt voor biologische bedrijven. Veldbonen komen (voorlopig) ook (nog) in aanmerking als Ecologisch Aandachtsgebied (EAG) of voor de premie vlinderbloemigen (VLI).

De voederwaarde van veldbonen, met veel eiwit en zetmeel, sluit goed aan bij de specifieke en hoge rantsoenvereisten voor melkvee. Het hoge ruw eiwitgehalte (RE) in veldbonen varieert gemiddeld van 25 tot 35 % (DS) en levert dus zo’n 1,5 - 2 ton RE/ha onder goede teeltomstandigheden. Het RE gehalte van soja ligt evenwel hoger, met een gemiddelde van 35 tot 45 % (DS). Veldbonen bevatten wel veel meer zetmeel (300 - 400 g/kg DS) dan sojabonen (40 – 50 g/kg DS). Dit zetmeel levert enerzijds energie voor de synthese van microbieel eiwit in de pens en anderzijds propionzuur nodig voor de vorming van lactose in melk.

Veldbonen

Figuur 1. Veldbonen

Tabel 1. Voederwaarden (per kg DS)

 

VEM

DVE

OEB

RE

BRE

ZET

BZET

Veldbonen (ingekuild)

709,4

46,7

52

164

36 %

146

17 %

Veldbonen

1.171

134

116

301

27 %

375

37 %

Veldbonen (getoast)

1.171

184

69

297

45 %

396

47 %

Triticale

1.237

100

-16

135

21 %

597

10 %

Triticale (getoast)

1.237

147

-50

139

63 %

600

30 %

Sojaschilfers

1.319

261

178

479

41 %

63

0

Veldbonen (ingekuild): CVB tabel 2019 : 5001.602/0/0
Veldbonen en Veldbonen (getoast): ILVO analyse proefproject
Triticale en Triticale (getoast): ILVO analyse proefproject
Sojaschilfers: CVB tabel 2019: 3012.401/0/0

Zwakke punten 

Ondanks de verschillende voordelen, zijn er ook een aantal negatieve punten bij het gebruik van veldbonen. Het eiwit in rauwe veldbonen is voor 75 – 80 % afbreekbaar in de pens, terwijl het eiwit van sojaschroot maar voor 55 – 60 % wordt afgebroken. Ook het zetmeel in veldbonen is in sterke mate, 76 tot 78 %, afbreekbaar in de pens. De hoge afbreekbaarheid van zowel eiwit als zetmeel in de pens resulteert in een relatief lage darm beschikbaarheid en vermindert de benutting door het dier.

 

Daarnaast is de aminozuursamenstelling van veldbonen minder optimaal dan die van de klassieke  eiwitbronnen. Veldbonen bevatten minder methionine en lysine dan soja- of koolzaadschroot. Het histidine gehalte ligt wel ongeveer op hetzelfde niveau. Aangezien methionine en lysine voor melkvee de meest limiterende aminozuren zijn, kan het voederen van veldbonen tot een potentieel tekort leiden. Verder bevatten rauwe veldbonen anti-nutritionele factoren (ANF’s), die nadelig zijn voor het verteringsproces en de dierprestaties. Voor volwassen herkauwers vormt dit echter niet snel een probleem. Daarnaast werden moderne cultivars van veldbonen geselecteerd op lagere concentraties ANF's.

Toasten 

Men kan veldbonen geschikter maken als eiwitbron voor melkvee door ze te toasten. Verhitting maakt zowel het eiwit als het zetmeel bestendiger tegen afbraak in de pens. ILVO vergeleek rauwe en getoaste veldbonen op 3 Vlaamse melkveebedrijven, opgevolgd door Inagro, en vond een toename van het DVE-gehalte met respectievelijk 11, 28 en 37 % na toasten. De toename van DVE bedroeg dus gemiddeld zo’n 25 %, maar met behoorlijk wat variatie. Verder zorgt toasten ervoor dat het vochtgehalte afneemt met 3 à 5 %, waardoor de bonen beter bewaren. Te lang of bij een te hoge temperatuur toasten kan de aminozuren net minder opneembaar maken. Correct toasten is dus belangrijk! 

Toasten van veldbonen

Figuur 2. Toasten van veldbonen

Het resultaat van toasten hangt enerzijds af van temperatuur en duur van de behandeling en anderzijds van de fysische aard van de bonen. Deze parameters bepalen de kerntemperatuur die in de veldbonen bereikt wordt en dus het uiteindelijke effect van toasten. Onderzoek heeft aangetoond dat de bestendigheid van het ruw eiwit en zetmeel stijgt met toenemende procestemperatuur en/of procestijd tot een kerntemperatuur van 130°C, maar niet verder bij hogere temperaturen. Ander onderzoek illustreerde dat voor een behandeling aan 136°C een procestijd van 15 minuten de beste resultaten leverde (hoogste DVE en laagste OEB). In de praktijk regelt de operator van de mobiele toaster het debiet op basis van de grootte van de bonen. Grote bonen of bonen met een zaadomhulsel zullen onder dezelfde procescondities een lagere kerntemperatuur bereiken dan kleinere bonen of bonen zonder zaadomhulsel. Dit is dan ook de grootste verklaring voor de variabiliteit in het toast-effect. Onderzoek toonde aan dat het toast-proces een groter effect heeft als de bonen voor het toasten eerst gebroken worden. De kleinere partikels en verwijderde omhulsels zorgen ervoor dat hetzelfde effect behaald kan worden met een kortere behandeltijd. Bovendien worden de gebroken bonen ook sneller en beter verteerd in de pens van de koe.

Getoaste bonen in een melkveerantsoen 

Het effect van getoaste veldbonen in het rantsoen van melkkoeien werd de voorbije jaren in verschillende studies nagegaan, waarbij uiteenlopende resultaten werden bekomen. Over het algemeen lijkt een beperkt aandeel getoaste veldbonen (tot 1,7 kg/koe/dag) de melkproductie en het vetgehalte positief te beïnvloeden, terwijl grotere hoeveelheden de productie en het eiwitgehalte net lijken te verlagen. Anderzijds zijn er ook studies die geen significant effect aantonen van het vervangen van soja door getoaste veldbonen. Men kan dus concluderen dat getoaste veldbonen een deel van de soja in het rantsoen kunnen vervangen, zonder grote impact op de melkproductie. Naast de ecologische voordelen, situeert de winst voor het bedrijf zich voornamelijk in een lagere voederkost. De mate waarin veldbonen goedkoper en dus interessanter zijn dan soja hangt uiteraard af van de sojaprijs. Het is duidelijk dat het potentieel op biologische melkveebedrijven, met een sojaprijs van 700 € per ton, een stuk groter is. Technische en economische resultaten op enkele Vlaamse biologische melkveebedrijven worden besproken in een volgend artikel op basis van een veldbonenproef uitgevoerd door Inagro.

Teeltfiche Veldbonen

Teeltfiche veldbonen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze proef kwam tot stand dankzij de financiële steun van de Vlaamse overheid via het CCBT project ‘Toasten van vlinderbloemigen voor een betere voederwaarde’ in samenwerking met het VLAIO-LA TRAJECT EKOPTI (Eiwit in de koe optimaliseren), uitgevoerd door Inagro en ILVO.

Banner Logo's