RUNDVEELOKET

Vraag

In de brochure Voeding van Belgisch Witblauw staan voor jongvee, zoogkoeien en stieren heel wat behoeftenormen (bvb VEM, VEVI, DVE, OEB, enz.), maar niets over de behoefte voor zetmeel. Wat is de optimale hoeveelheid zetmeel voor jongvee, koeien en stieren?

Antwoord

Zetmeel vormt een belangrijke en geconcentreerde bron van energie in het rundveerantsoen (VEM, VEVI) (Tabel 1). Het bevordert de pensfermentatie waardoor koolhydraten en eiwitten in het rantsoen beter benut worden.8 Een deel van het zetmeel is pensbestendig en een deel is onbestendig. Het bestendig zetmeel passeert de pens en wordt pas op darmniveau, maar met een hoger rendement, enzymatisch afgebroken en als glucose opgenomen.6, 8 Het onbestendig zetmeel is in de pens beschikbaar als FOS (fermenteerbare organische stof) en wordt door micro-organismen omgezet tot propionzuur. Zowel bestendig als onbestendig zetmeel worden in het rund uiteindelijk omgezet tot glucose, dat energie levert voor metabole processen in het dier of als bouwsteen kan dienen voor lactose in melk.1

Het rund heeft zetmeel op zich dus niet nodig als bouwsteen om andere stoffen aan te maken. Het zetmeel in het rantsoen wordt voor 90 – 100 % in afgebroken vorm opgenomen en verder gebruikt.5 Er is dus geen (minimale) behoeftenorm voor zetmeel. Dit wordt geïllustreerd door runderen die leven op een rantsoen van enkel gras. Gras bevat immers geen zetmeel. Zetmeel zal bij de samenstelling van het rundveerantsoen de energetische behoefte invullen.  

Koolhydraten in voeders

Tabel 1. Eigenschappen van enkele koolhydraten in rundveevoeding

De hoge energetische waarde van zetmeel, maakt van zetmeelrijke producten interessante voedermiddelen. Ze maken het mogelijk een energierijk rantsoen samen te stellen om een hoge productie (vlees of melk) te realiseren. De omzetting van glucose tot lactose bij de melkproductie maakt van zetmeel een belangrijke voedingsstof voor hoogproductief melkvee. Later in de lactatie kan een zetmeelrijk rantsoen echter aanleiding geven tot te vette koeien. Er zijn nog enkele risico’s aan een hoog zetmeelgehalte in het rantsoen. Bestendig zetmeel dat de dunne darm onverteerd passeert, vormt in de dikke darm een voedingsbron voor ongewenste bacteriën zoals E. coli. Daarnaast leveren zetmeelrijke producten, met veel onbestendig zetmeel, veel energie op pensniveau en weinig structuur, waardoor ze, bij te groot aandeel in het rantsoen, ook verteringsproblemen als pensverzuring in de hand kunnen werken.2, 8 Hoewel voor BWB rundvee een minimale structuurwaarde wordt geadviseerd van 0,6  per kg DS (0,7 voor zogende koeien en 0,75 vanaf 3e kalving), blijkt een lagere structuurwaarde van 0,45 per kg DS geen negatief effect te hebben op de resultaten in de afmestfase van stieren. In de laatste afmestfase (vanaf 600 kg) groeien dieren op een rantsoen met lage structuurwaarde zelfs iets sneller.7

Zetmeel in het rantsoen

In de groeifase van Belgisch Witblauwe (BWB) stieren ligt de nadruk op de vorming van spieren en beenderen. Hiervoor is er een grotere behoefte aan eiwit in het rantsoen. In de afmestfase ligt de nadruk op de aanzet van vlees en vet, waarvoor meer energie nodig is. Afhankelijk van het gewenste slachtgewicht wordt vroeger (slachtgewicht van 650 kg op 18 maand) of later (slachtgewicht van 800 kg op 24 maand) gestart met de afmestfase. Zetmeelrijke producten (aardappelen, CCM, …) kunnen in de groeifase aanleiding geven tot een groeistilstand en vroegtijdige vervetting. Deze producten passen dus beter in de afmestfase.1

Bij het afmesten van BWB stieren (> 500 kg) kunnen zetmeelrijke producten een belangrijke deel van de benodigde energie in het rantsoen leveren. Te veel bestendig zetmeel in het rantsoen drukt de voerefficiëntie doordat een deel onverteerd het lichaam verlaat. Anderzijds leidt het wel tot een beter slachtrendement. Voldoende intramusculair vet is het gevolg van een goede vertering van zetmeel in pens en dunne darm. Extra zetmeel aan het eind van de afmest kan hiervoor zorgen.6, 11 Voor runderen van het Belgisch Witblauwe ras wordt in het algemeen aangeraden het aandeel zetmeel te beperken tot maximum 25 % van de DS van het rantsoen om de voederefficiëntie te optimaliseren.1 In het buitenland (andere rassen) bevatten afmest-rantsoen vaak meer zetmeel (30 – 40 %, of meer) als er ook voldoende eiwit en structuur (vezels) in het rantsoen zit om acidose te vermijden.4, 9, 10 30 % (DS) zetmeel in een rantsoen is in principe voldoende om alle benodigde glucose te leveren voor stieren.5

Het rantsoen voor de afmest van zoogkoeien mag meer ruwvoer bevatten aangezien koeien meer voeder kunnen opnemen. Omdat koeien ook sneller vervetten dan stieren kan een kleinere hoeveelheid bestendig zetmeel volstaan.1 

Voor melkvee worden enkele richtlijnen rond zetmeel in het rantsoen gehanteerd. Zo bestaat het rantsoen best maar uit maximum 25 % uit zetmeel per kg DS. Voor hoogproductieve koeien mag dit eventueel iets hoger zijn. Daarnaast voeder je een melkkoe beter niet meer dan 1,5 kg bestendig zetmeel per dag.

Zetmeel in voeders

Snelle granen bevatten gemiddeld 500 (gerst) tot 560 gram (tarwe, triticale) zetmeel per kg DS, waarvan ongeveer 10 % bestendig zetmeel. Maïs bevat gemiddeld 600 gram zetmeel per kg DS, waarvan 30 % bestendig is. Aardappelen bevatten 630 (vers) tot 720 (snippers) gram zetmeel per kg DS, waarvan 40 – 45 % bestendig is.1

Meer details over de zetmeelinhoud van enkel voederproducten is terug te vinden in Tabel 2 en 3 en de CVB Veevoedertabel 2019.3

Voederwaarden rundveevoeders

Tabel 2. Voederwaarden van enkele rundveevoeders

 

Bestendigheid zetmeel

Tabel 3. Bestendigheid van zetmeelrijke voeders

Gerelateerd

Nog vragen?

Bronnen:

1 Voeding van runderen van het Belgisch Witblauwe ras. Departement Landbouw en Visserij, Vlaamse Overheid. 2013

2 Kritiek op bestendig zetmeel in maïs. Wichert Koopman. Melkvee, 12 december 2011

3 CVB Veevoedertabel 2019. CVB, Federatie Nederlandse Diervoederketen 2019

4 Beef finishing systems: Options for beef farms in Wales. Hybu Cig Cymru / Meat Promotion Wales. Juli 2014.

5 High starch rations for ruminant production. Gerald B. Huntington. Department of Animal Science, North Carolina State University, Raleigh 27695-7621

6 Genetic, management, and nutritional factors affecting intramuscular fat deposition in beef cattle – A review. Seung Ju Park, Seok-Hyeon Beaka, Da Jin Sol Jung, Sang Yeob Kim, In Hyuk Jeong, Min Yu Piao, Hyeok Joong Kang, Dilla Mareistia Fassah, Sang Weon Na, Seon Pil Yoo, and Myunggi Baik. Asian-Australas J Anim Sci 31:1043-1061 (2018)

7 Minimal dietary physical structure level for Belgian Blue double-muscled finishing bulls. Sam De Campeneere, Leo O. Fiems, Hendrik De Bosschere, José M. Vanacker, Richard Ducatelle. Animal Feed Science and Technology 90(3-4):153-167. April 2001 

8 Starch in ruminant diets: a review. Luis M Gómez, Sandra L Posada, Martha Olivera. Rev Colomb Cienc Pecu 2016; 29:77-90

9 Starch digestion by feedlot cattle: Predictions from analysis of feed and fecal starch and nitrogen. R. A. Zinn, A. Barreras, L. Corona, F. N. Owens en R. A. Ware. J. Anim. Sci. 2007. 85:1727–1730

10 Advice for finishing beef cattle at lower carcass weights. Jeremy Hunt. Farmers Weekly, 7 april 2016

11 Effect of cull potatoes in the diet for finishing Belgian Blue double-muscled cows. L. O. Fiems, J. L. De Boever, J. M. Vanacker en D. L. De Brabander. Animal (2013), 7:1, pp 93–100
 


Dit antwoord werd door het Rundveeloket met de meeste zorg en nauwkeurigheid opgesteld. Er wordt evenwel geen enkele garantie gegeven omtrent de juistheid of de volledigheid van het antwoord op uw vraag. De gebruiker van dit antwoord ziet af van elke klacht tegen het Rundveeloket, van welke aard ook, met betrekking tot het gebruik van het gegeven antwoord. In geen geval zal het Rundveeloket aansprakelijk gesteld kunnen worden voor eventuele nadelige gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van dit antwoord.

Versie:
1
Onderwerp:
Zetmeelbehoefte vleesvee en jongvee
Datum:
21-01-2020