RUNDVEELOKET

header

Aandacht voor dierenwelzijn in de veehouderij


Op deze pagina kan u de webinar die op 17 december 2020 doorging herbekijken. De video's/presentaties van de webinar werden opgesplitst zodat u deze afzonderlijk kan bekijken. Als u na het bekijken van de video's nog vragen hebt, neem dan gerust contact op met onderstaande onderzoekers of gebruik de contactpagina.

 

Dierenwelzijn monitoren en verbeteren in een duurzame veehouderij

 

 

Doordacht inrichten van de vrije uitloop bij pluimvee
De uitloop: meer dan een speeltuin voor kippen?

 

 

Zelfscan voor extensieve kippen- en varkenshouders

 

 

Projecten: Legmoni - Konsemi - Chickenstress

 

U bent uiteraard nog steeds van harte welkom bij ons laatste webinar.

 

Antwoorden op de onbeantwoorde vragen tijdens de webinar

Klik op de onderwerpen en de bijhorende vragen om de antwoorden te lezen.

Een goed vb hiervoor is mss de groeisnelheid van vleeskippen. Hoe sneller en efficiënter de vleeskippen groeien en vlees aanzetten, hoe lager de productiekost en hoe kleiner de ecol. voetafdruk per kg vlees. Echter het is net die doorgedreven selectie en bedrijfsvoering om de dieren zo snel mogelijk te doen groeien, die verantwoordelijk is voor metabole en andere welzijnsproblemen (bv. pootproblemen). Vandaar dat er vanuit DW-overwegingen nu een tegenbeweging is naar gebruik vanr trager-groeiende kippen (maar waarbij de productiekost en de hoeveelheid resources – voer/water/arbeid/verwarming en oppervlakte stal – per kg kippenvlees hoger zijn). Vanuit een bredere invalshoek zou je knn stellen dat veel gedragingen die dieren gemotiveerd zijn te uiten (bv. bezig zijn, bewegen, spelen en schijnvechten,…) vanuit puur productie-efficiëntie verloren E! (en dus input) vergt die niet naar groei of vleesaanzet gaat. Voor VC is passief dier best.

Het is idd niet zo voor de hand liggend om daar vbn van te geven, vandaar dat ik pleit om die cirkels meer te laten overlappen. Het is ook eenvoudiger om vbn te bedenken van gemoedstoestand van het dier die niet direct gerelateerd zijn aan hun biologisch functioneren of het al dan niet lijden van een natuurlijk leven. Nu ik zal toch een poging doen. Eerst mogelijke vbn van suboptimaal biol. Functioneren zonder dat het welzijn/affectieve staat verslecht. Misschien subklinische vormen van aandoeningen waarbij het dier nog geen last ondervindt, of een hond/koe met een duidelijk fysieke mankement (bv. slechts 3 poten) maar daar weinig hinder en geen pijn van ondervindt en die nog steeds een hoge levenskwaliteit kan hebben. Op gevaar van beschuldigd te worden van antropomorfisme geef ik ook een humaan vb: een oude man op zijn sterfbed die fysiek totaal is uitgeleefd en het lichaam is op maar er is afdoende pijnbestrijding en de man berust in zijn lot, reflecteert dat hij een mooi en rijk leven heeft gehad. Ondanks een lichaam dat biologisch nauwelijks nog functioneert en alle fysieke mankementen, kan ik me inbeelden dat hij op dat moment toch nog gelukkig kan zijn en positieve emoties domineren. Ten tweede vbn van natuurlijk leven/gedrag die niet noodzakelijk gepaard gaan met positieve/negatieve emoties: ik denk hierbij vnl aan gedragingen die voorkomen als respons op situaties die onder natuurlijke situaties kunnen voorkomen, en nuttig zijn als respons op die situatie maar op zichzelf niet belonend zijn. Bv. in een natuurlijke omgeving zal het voorkomen dat het soms regent of te warm of te koud is en het dier dus beschutting zoekt, rilt of hijgt om de lichaamstemperatuur op peil te houden. Maar het niet vertonen van dergelijk thermoregulatorisch gedrag omdat het dier in een stal gehouden wordt waar het binnenklimaat steeds comfortabel is, lijkt me dus helemaal geen welzijnsprobleem. Deze omstandigheden en gedragingen zijn immers op zich niet aangenaam of belonend, dus is het ook geen probleem dat ze veehouderijomstandigheden niet voorkomen alhoewel beter de natuurlijke omstandigheden zou weerspiegelen. Of nog absurder vb is mss dat takken in de natuur zelden perfect recht zoals eens zitstok in eens tal en poelen waaruit gedronken wordt niet perfect vierkant zijn als eend drinkbak in een koestal. Maar ik denk niet dit een invloed heeft op de gemoedstoestand van de dieren.

Ja dat lijkt op het eerste zich een nadeel dat steek houdt. Echter als je er een beetje verder over nadenkt, is het belangrijkste dat er gewoon begonnen wordt met monitoring op basis waarvan er dan zsm bijsturingen waar nodig kunnen gebeuren. Monitort men aan de slachtlijn dan zal die bijsturing voor de betrokken dieren idd te laat zijn en pas ten vroegste hun vruchten kunnen afwerpen bij de volgende ronde dieren die wordt opgezet. Eigenlijk is dat niet zo verschillend met het monitoren bv; in het midden van een productieronde. Ook dan kan je geen invloed meer hebben op het welzijn van de dieren voor de monitoring, enkel zo kort mogelijk na de monitoring. In dit geval kan je mogelijk nog wat bijsturen voor de betrokken dieren zelf. Maar op lange termijn en op grote schaal maakt dat eigenlijk nauwelijks een verschil. Van veel groter belang is zsm beginnen met monitoren en zsm na het ontvangen van de resultaten gepaste acties ondernemen om te verbeteren waar mogelijk en aangewezen. Met welk systeem men ook werkt, als men morgen begint met monitoring dan kan men overmorgen bij wijze van spreken beginnen verbeteren. Hoe meer dieren gemonitord worden, hoe groter de potentiele impact; dus kies ik voor een systeem dat op grote schaal haalbaar en betaalbaar is.

Als het gaat over labels met specifieke claims over dierenwelzijn dan gaat mijn voorkeur voor opvolging door onafhankelijke auditeurs die getraind en getest zijn om op een betrouwbare en herhaalbare manier de welzijnsindicatoren te scoren.

Van de vermelde projecten zijn WELLTRANS, LEGMONI, LAYERHOUSE, LEGCOMBIO nationaal, en FREEBIRDS, CHICKENSTRESS en PPILLOW internationaal (EU).

Deze tools om dierenwelzijn te monitoren aan het slachthuis kunnen zowel door overheid (o.a. via wetgeving of beleidsplannen) gebruikt worden als op eigen initiatief door de retail (bv. marktoegang tot producten/labels met verhoogde dierenwelzijnsstatus) of de sector zelf. De voorgestelde strategie is precies zoals het gegeven voorbeeld: bepaalde dieronvriendelijke praktijken of huisvestingstypes verbieden en koppelen met streefwaarden voor diergebonden indicatoren van dierenwelzijn (met een systeem van belonen/bestraffen als die streefwaarden al dan niet gehaald worden).

We moeten opletten voor oorzaak-gevolg verklaringen voor deze associatie. Bovendien gaat de besmettingsgraad niet alleen over de mate van blootstelling van een dier aan een besmettingshaard maar ook over de mate van immuunweerstand (en gebruik van de uitloop kan gerelateerd zijn aan de mate van weerstand). Echter de relatie tss uitloopgebruik en immuunweerstand is in dat onderzoek helaas niet onderzocht geweest. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat hoe vaker en meer hennen de volledige uitloop benutten, hoe meer mest in de uitloop ipv het strooisel in de stal terecht komt. De mest wordt dus verspreid over een groter oppervlakte ipv te accumuleren in de stal en hierdoor wordt het risico op besmetting verkleind. Naast de verspreiding over een groter oppervlakte ipv te accumuleren op een kleien plaats waar de hennen vaak vertoeven, zijn er ook redenen dat wormeneitjes beter overleven en sneller ontwikkelen in het strooisel in de stal dan in een uitloop (kunnen niet goed tegen directe zonnestralen of droogte en bij <15 °C stopt de ontwikkeling).

De Agroforestry subsidie is een subsidie die landbouwers kunnen aanvragen voor de aanplant van een boslandbouwsysteem. Het subsidiebedrag bedraagt maximaal 80% van de aanplantkosten (excl. BTW).

Hieronder vallen:

  • de aankoopkosten van de bomen
  • de kosten voor de arbeid en het machinale werk voor het planten, verstevigen en beschermen van de bomen
  • de aankoopkosten voor het verstevigings- en beschermingsmateriaal voor de bomen
  • Uiteraard zijn er ook een aantal voorwaarden aan verbonden.

Zo moet:

  • het perceel tenminste een halve hectare groot zijn
  • en een plantdichtheid hebben tussen de 30 en 200 bomen per hectare

Laag- en halfstamfruitbomen alsook nog enkele andere soorten komen wel niet in aanmerking voor deze subsidie.

Lees meer over de agroforestry-subsidie in dit artikel. Bekijk ook zeker het eindrapport van het Legcombio-project.

Indien jullie hierover meer info wensen, kunnen jullie ons altijd contacteren.

Ik verwacht niet dat de drang om hun omgeving te verkennen genetisch veranderd kan worden tot een punt dat de dieren niet meer die drang hebben. Ten aanzien van dierenwelzijn lijkt mij het stimuleren om de omgeving te gebruiken als vorm van verrijking van de omgeving een mogelijkheid om dierenwelzijn te verbeteren, echter kan dit verschillen tussen individuele dieren. Het bieden van een mogelijkheid om de omgeving te verkennen is naar mijns inziens een verbetering ten opzichte van het beperken van de mogelijkheid om de omgeving te verkennen (i.e. dus niet naar buiten kunnen). Een optimale conditie / inrichting van een uitloop kan dieren hierin stimuleren om aan hun natuurlijke behoefte (stofbaden, zonnebaden, foerageren, exploreren, vluchten in de bossen voor roofvogels) te voldoen.

De vogelgriep is zeker een risico voor buiten lopende kippen, of ander soort pluimvee. Met name wanneer de uitloop grenst aan waterrijke gebieden waar veel watervogels te vinden zijn, en er dus mogelijk een risico kan zijn dat zij in aanraking kunnen komen met besmette mest of dode dieren. Een tussenoplossing zou kunnen zijn om een verrijkte veranda te hebben ten tijde van afsluiting van de buitenloop als er een risico is voor vogelgriep (met name in de wintermaanden, wanneer veel watervogels overwinteren in Europa). De stalontwerpen waar een veranda, wintergarden, binnentuin (Kipster) of afgesloten buitenverblijf (Rondeel) faciliteren deze mogelijkheden.

Als herkauwer is de dag van een melkkoe goed gevuld, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld varkens en kippen die zich sneller vervelen. Een open grasvlakte is ook een redelijk natuurlijke habitat voor een koe, waar het aan de behoefte om te grazen, liggen en bewegen kan voldoen. Sowieso denk ik dat het voor het welzijn van dieren vaak het beste is dat ze zelf keuzes kunnen maken en hierdoor een mate van zelf-controle hebben over hun omgeving. Als dit niet mogelijk en als de dieren op de weide niet in de stal kunnen, dan is de kwaliteit van de weide van groot belang. Dit gaat niet alleen over drassigheid, het voldoende beschikbaar zijn van smakelijk gras/klaver en dergelijke, maar ook over voldoende beschuttingsmogelijkheden tegen aversieve weersomstandigheden.

Het project Weidescherm bundelt informatie over de schermfunctie van groen voor het welzijn van runderen, schapen en paarden. Het onderzoek van Eva Van Laer ging over het thermisch comfort van runderen op de weide. U kunt het rapport raadplegen via deze link.

Dagelijks een ronde door de uitloop doen. En ten tijde van individuele metingen hebben we kunnen zien welke exacte dieren (a.h.v. pootringen met nummers) gemist werden. Dit is makkelijker wanneer een directe koppeling mogelijk is met de RFID ring (individuele pootring met registratie) aan de popholes. Het systeem registreert iedere individuele kip welke op de antenna staat, hierdoor zou met een algoritme bepaald kunnen worden welke dieren missen, en behoeft er geen manuele karkasdetectie als er geen kippen missen. Scheelt tijd en mankracht.

Deze test situatie is inderdaad onder kleine proefomstandigheden. En met name de groepsgrootte kan een invloed hebben op het wel of niet naar buiten gaan van de kippen. Inmiddels zijn er verschillende tracking studies gedaan met vleeskippen en legkippen waaruit is gebleken dat een groot percentage dagelijks naar buiten gaat, maar dat er verschil is in hoe vaak, hoe lang en hoe ver de kippen gaan.

Ten aanzien van de beschutting die een afdakje biedt of de wilgen is het geen directe vergelijking t.a.v. de ruimte. Wat in beide gevallen zo is, is dat het bescherming biedt voor mogelijke luchtaanvallen (roofvogels). Omdat er meerdere afdakjes in het veld zijn geplaatst geeft het de mogelijkheid ten tijde van dreiging of ten tijde van bepaalde weersomstandigheden (regen, wind, zon) om onder de afdakjes te schuilen terwijl onder de wilgen de dieren ten alle tijden beschermd zijn. Hierdoor is de vergelijking niet 1,2,3 te linken aan verschil in ruimte maar ook andere dimensies die het ene of het andere biedt.

Precies.

De vleesvarkens worden per groep beoordeeld en de zeugen vooral individueel, omdat die in sommige fases ook vaak individueel gehuisvest worden. Wel is het zo dat veel vragen tijdens de groepsobservaties eigenlijk op individueel niveau gesteld worden. Dat wil zeggen dat er in de app dus bijvoorbeeld gevraagd wordt om alle dieren in de groep te tellen die mank lopen of die huidwonden hebben. Je moet dus wel degelijk voor ieder dier apart bepalen of er een welzijnsprobleem is of niet. Een nadeel van welzijn beoordelen voor de hele groep kan zijn dat het bij een grote groep moeilijk is om alle dieren goed te zien, maar aan de andere kant denken wij dat het ook juist een voordeel kan zijn als je op groepsniveau moet kiezen welke dieren je gaat observeren in plaats van op individueel niveau. Als je individuen moet kiezen, ben je onbewust misschien geneigd om dieren te kiezen die veel bewegen (en dus relatief energiek zijn) of dieren die op je afkomen, omdat die dieren beter opvallen. Dat zou dan ook een vertekend beeld kunnen geven, omdat die dieren mogelijk een relatief goed welzijn hebben. Als je de hele groep observeert, moet je alle dieren in de groep bekijken en heb je die “vooroordelen” dus niet.

Dit is inderdaad een risico en dat is ook een van de redenen dat wij tijdens het onderzoek dat we gaan doen om het effect van de app te testen ook getrainde onderzoekers metingen met de app willen laten doen tegelijkertijd met de varkenshouder. Op die manier kunnen we kijken of de veehouder inderdaad anders meet/kijkt dan een getrainde onderzoeker. Wat ons betreft is het hoofddoel van de app om de veehouder bewust te maken van de verschillende aspecten van dierenwelzijn en manieren om die aspecten te kunnen observeren en mogelijke problemen te detecteren. Daarvoor hoeven de resultaten niet 100% accuraat te zijn. Bij de resultaten adviseren wij de veehouders ook om die te bespreken met een dierenarts of andere adviseur. Als de veehouder zelf een mogelijk welzijnsprobleem over het hoofd ziet dat de dierenarts wel heeft opgemerkt, zou dat misschien in dat gesprek naar voren kunnen komen.

De inhoud van de app is inderdaad gebaseerd op o.a. het Welfare Quality protocol. Zo zijn bijvoorbeeld de 4 categorieën waarin we de vragen en resultaten hebben ingedeeld (goede huisvesting, goede voeding, goede gezondheid en gepast gedrag) daarvan overgenomen en ook een groot deel van de welzijnsindicatoren die we meten in de app zijn vergelijkbaar met indicatoren van Welfare Quality. Er is zeker gekeken naar de geschiktheid van de vragen om door veehouders zelf beantwoord te worden. Groepen veehouders en andere partijen uit de landbouwsector in een aantal van de deelnemende landen van het PPILOW project zijn gevraagd naar hoe belangrijk zij bepaalde welzijnsindicatoren vonden en hoe haalbaar zij het achtten om die zelf te meten op hun bedrijf. Die meningen zijn meegenomen bij het ontwikkelen van de app. Na het ontwikkelen van de eerste versie is de app ook getest op een aantal varkensbedrijven in België. Daarna zijn vragen die onduidelijk of te ingewikkeld waren aangepast of vervangen. Inderdaad, zoals ook al aangegeven wordt in de vorige vraag, zullen veehouders in sommige gevallen misschien blind zijn voor bepaalde problemen op hun eigen bedrijf en het kan ook zeker zo zijn dat ze niet te negatief uit de bus willen komen en dus geneigd zijn om wat positievere antwoorden te geven. Om dat laatste een beetje te ontmoedigen, blijven wij wel benadrukken dat de resultaten (en ook de vergelijking daarvan) volledig anoniem zijn, maar het is een begrijpelijke neiging. Zoals eerder gezegd, denken wij dat de volledige accuraatheid van de resultaten niet het belangrijkste is, maar dat de app vooral een goede manier is om de veehouders te sensibiliseren en misschien nog wat meer te laten stilstaan bij (bepaalde specifieke aspecten van) dierenwelzijn. Ook kan het advies dat wij geven om de resultaten te bespreken met aan dierenarts of adviseur misschien een nuttig gesprek over dierenwelzijn op gang brengen.