Eerst water, de rest komt later
Met ad libitum melkverstrekking krijgen kalveren al veel vocht binnen. Krijgen ze vanaf de geboorte ook onbeperkt toegang tot drinkwater, dan drinken ze toch nog 0,75 liter water per dag extra. Dit gaat, zelfs bij ad libitum melkverstrekking, gepaard met een grotere opname van melk en levert op 5 maanden 13 kg extra lichaamsgewicht. Dit blijkt uit onderzoek van de Iowa State University.
In 2014 wachtten Amerikaanse melkveehouder gemiddeld 17 dagen met het verstrekken van drinkwater aan pasgeboren kalveren (cijfers USDA, 2016). Ook in Vlaanderen krijgen heel wat kalveren pas na enige tijd drinkwater ter beschikking. Onderzoekers van de Iowa State University gingen na of toegang tot water vanaf de geboorte een invloed had op de voederopname, de groei, de gezondheid en de vertering van Holstein vaarskalveren.
Opfokschema
In het onderzoek kregen 15 Holstein vaarskalveren vanaf de geboorte onbeperkte toegang tot drinkwater (Groep W0). Een andere groep van 15 kalveren kreeg pas vanaf 17 dagen onbeperkte toegang tot drinkwater (Groep W17). Naast ad libitum kalverkrachtvoer, kregen de kalveren met de drinkfles in 3 voederbeurten per dag 6 kg gepasteuriseerde melk tot ze 14 dagen oud waren. Daarna werd de melkgift opgetrokken tot 9,6 kg per dag. De kalveren kregen na 42 dagen nog slechts 1 voederbeurt melk per dag en werden gespeend op 49 dagen. Kalveren in beide groepen namen tot moment van spenen niet alle verstrekte melk op, wat aangeeft dat de melkverstrekking ad libitum was.
De eerste 16 dagen
In de eerste 16 levensdagen nam de groep met toegang tot water per dag 0,75 liter water op, bovenop de ruime melkgift. In de praktijk wordt vaak minder melk verstrekt wat doet vermoeden dat de wateropname dan groter zal zijn. Ondanks de extra wateropname bleken de kalveren van groep W0 gemiddeld dagelijks ook 0,36 kg meer melk te drinken. Daardoor lag hun totale vochtopname ruim 1 liter hoger dan de kalveren van groep W17. De opname van kalverkrachtvoer was voor beide groepen gelijk.
Dag 17 tot dag 42
In de periode tot de start van de afbouw van de melkgift (dag 43) veranderde het opnamepatroon. Groep W17 kreeg vanaf dag 17 toegang tot water, wat resulteerde in een sterke opname. Met een dagelijkse opname van 1,3 liter kregen deze kalveren bijna 0,5 liter drinkwater meer binnen dan groep W0. Toch bleef in deze periode de opname van melk het hoogst in groep W0 (+ 0,24 kg/dag). Ook nu bleef de opname van klaverkrachtvoer gelijk in beide groepen.
Dag 43 tot dag 49 en na spenen
In week 7 kregen de kalveren in beide groepen nog slechtst 1 maal daags 3,2 kg melk gevoederd. De opname van melk viel logischerwijze sterk terug, al bleef groep W0 iets meer opnemen dan groep W17 (+ 0,10 kg/dag). De teruggeschroefde melkgift resulteerde in een sterke toename van het opgenomen drinkwater en kalverkrachtvoer. Na het spenen op dag 49 zette deze trend zich verder. De opname van drinkwater liep in de periode van dag 50 tot dag 70 op tot 5,3 liter per dag en de kalveren aten gemiddeld 2,3 kg kalverkrachtvoer per dag. In deze periode waren er geen significante verschillen meer voor beide groepen kalveren.
Resultaten
De kalveren in de groep met onbeperkte toegang tot drinkwater vanaf de geboorte namen tot het moment van spenen gemiddeld 12,38 kg meer melk op dan de kalveren in de andere groep. De opname van krachtvoer lag voor beide groepen gelijk op een laag niveau. Door het ad libitum verstrekken van melk zijn de kalveren wellicht minder geneigd van het krachtvoer te eten. Wordt de melkgift beperkt dan zullen kalveren sneller krachtvoer opnemen en is de behoefte aan voldoende water mogelijks nog groter. Meer en sneller drinkwater voorzien zal dan ook leiden tot een hogere krachtvoeropname.
De voorziening van water vanaf de geboorte leidt na 70 dagen tot langere kalveren met een hogere schoft. Kalveren met toegang tot drinkwater vanaf de geboorte wogen na 5 maanden gemiddeld ook 13 kg meer dan kalveren die pas na 17 dagen toegang tot drinkwater kregen, terwijl hun startgewicht zelfs iets lager was. Op gezondheidsvlak kon geen enkel effect ontdekt worden. De ernst en het aantal dagen met diarree was voor de kalveren in beide groepen niet significant verschillend.
Temperatuur en kalveren
Het registreren van de omgevingstemperatuur tijdens de proef bracht nog enkele interessante zaken aan het licht. Zo stijgt de dagelijkse opname van drinkwater van kalveren met ca. 0,06 liter, per graad Celsius die de omgevingstemperatuur stijgt. Tijdens de afbouw van de melkgift bij het spenen is het effect zelfs dubbel zo groot, namelijk 0,14 liter per graad temperatuurstijging. Hieruit blijkt hoe belangrijk het is tijdens het spenen ruim voldoende water te voorzien, zeker als het warm is.
De dagelijkse gemiddelde omgevingstemperatuur van kalveren tot dag 42 varieerde van 6,1° C tot 24,8° C. Door de vergelijking te maken met de dagelijkse groei van de kalveren kon de invloed van de omgevingstemperatuur op de groei bepaald worden. Deze bedroeg in het onderzoek 20 gram per dag per °C. Aangezien de opname van voer gelijk bleef kan besloten worden dat lagere temperaturen ten koste gaan van groei. Het kalf neemt niet meer voeder op en gebruikt een deel van de opgenomen energie om zichzelf warm te houden. Deze energie wordt dus niet in groei geïnvesteerd. Kalveren voldoende warm houden, ook in hun thermo-neutrale zone, is dus noodzakelijk om een maximale groei te verkrijgen.
Conclusie
Vanaf de geboorte proper en voldoende drinkwater voorzien bij kalveren is belangrijk. Bij een ad libitum melkgift levert dit een aanzienlijke verhoging van de opgenomen hoeveelheid melk. De kalveren groeien harder wat resulteert in een voorsprong in lichaamsgewicht die ook later blijft toenemen. Is de melkgift beperkt, dan zullen kalveren sneller krachtvoer opnemen. Ook hier zal het voorzien van water vanaf de geboorte leiden tot een hogere opname van krachtvoer en een betere groei. De hogere wateropname leidt ook niet tot meer of ernstigere diarree bij de kalveren, zoals in dit onderzoek wordt aangetoond.
Deze resultaten werden recent gepubliceerd in Journal of Dairy Science 2019, 102: 1 -11. Aanvullend onderzoek in vergelijkbare of andere praktijkomstandigheden is nodig om deze resultaten te bevestigen.