Klik op de vragen om de antwoorden te lezen.
Als zoogkoeien gezond zijn en correct gevoederd worden kan het volume geproduceerde biest moeilijk beïnvloed worden. Hoewel het volume soms ondermaats is bij dieren van het Belgisch witblauwe ras, is de kwaliteit vaak wel (ruim) voldoende. Aangezien dit een belangrijke factor is in de opbouw van passieve immuniteit, is de realiteit soms net iets minder slecht als het lijkt. Biestkwaliteit meten is dus in deze omstandigheden absoluut een aanrader!
Verder is het aanleggen van een biestbank in de diepvries van koeien die wel voldoende biest produceren een mogelijkheid om tekorten op te vangen. Daarnaast kopen vleesveehouders soms ook biest aan bij naburige melkveehouders of DGZ.
Aankoop biest
Heel wat vleesveehouders halen bij een tekort biest bij naburige melkveehouders. Bij de aankoop van biest bij andere landbouwers zijn er risico’s wat betreft de diergezondheid. Raadpleeg dus zeker je dierenarts en bekijk welke gezondheidsstatuten het melkveebedrijf in kwestie kan voorleggen.
Sinds 2015 fungeert DGZ ook als verdeelpunt van biest (ingevroren en gevriesdroogd) voor ECI (European Colostrum Industry). Hier kan dus ook biest aangekocht worden mocht er op het bedrijf een tekort zijn. Meer info vind je op de website van DGZ (www.dgz.be). Bestellen doe je best via Veeportaal (geen bestelkosten), gevriesdroogde biest wordt niet aan huis geleverd en moet worden opgehaald in Lier of Torhout. Het is aangeraden ook van aangekochte biest de kwaliteit te controleren en de biest te verrijken met biestvervangers als de kwaliteit onvoldoende blijkt.
Biestvervangers
Biestvervangers zijn geen goed alternatief voor echte biest. Vaak bevatten ze te weinig antistoffen en worden deze antistoffen minder efficiënt opgenomen. Echte biest bevat naast antistoffen nog andere belangrijk componenten zoals witte bloedcellen, hormonen en groeifactoren. Deze zijn belangrijk voor de groei en gezondheid van de pasgeboren kalveren en worden vaak te weinig aangeleverd via biestvervangers.
Er bestaan commerciële producten op basis van colostrumpoeder gemengd met eipoeder (verhouding 3/1). Ze bevatten doorgaans een beperkte hoeveelheid antistoffen, uitgedrukt in gram IgG. Om een goede passieve immuniteit te bekomen moeten we aan een kalf ongeveer 150-200 gram IgG toedienen in de eerste zes uur na geboorte. De concentratie antistoffen in biestvervangers ligt doorgaans zo laag dat het onmogelijk is het kalf er voldoende van te laten opnemen om aan de beoogde 150 – 200 gram IgG te komen.
Conclusie: Biestvervangers voorzien onvoldoende antistoffen om te gebruiken als echte vervanger van biest, ze kunnen wel gebruikt worden als supplement aan biest van mindere kwaliteit.
Het is niet gemakkelijk om de antistofconcentratie in biest te verhogen. Bij melkkoeien hebben we vaak te maken met verdunning van biest omdat de melkgift zo hoog ligt. De koeien geven dan wel genoeg antistoffen, door de hoge producties zorgt dit alsnog voor biest van slechte kwaliteit (antistofconcentratie <50g/L). Het is dan ook geen goed idee om biest van lage kwaliteit aan het kalf te verstrekken. Om dit probleem te omzeilen kan bijvoorbeeld wel gebruik gemaakt worden van biestvervangers als supplement bij biest van slechte kwaliteit. Echter een betere oplossing is een diepgevroren biestbank aanleggen van bedrijfseigen biest. Vries daarbij overschotten van kwalitatieve biest (antistofconcentratie ≥ 50 g/L) in volumes van 2 of 4 liter in om dan later te kunnen ontdooien indien koeien biest van slechte kwaliteit produceren.
De belangrijkste factoren die meespelen in de antistofopname in het kalf zijn de biestkwaliteit (1), tijdstip van biestverstrekking (2) en de aanwezigheid van bacteriën in biest (3). Hoe hoger de kwaliteit van de verstrekte biest, hoe meer antistoffen een kalf kan opnemen. Daarnaast daalt de opname-efficiëntie ook aanzienlijk in de tijd. Vooral de eerste 6 uur na geboorte is deze opname het efficiëntst. Na 24 u is er geen opname meer mogelijk en zal de biest enkel lokale bescherming in de darmen bewerkstelligen. Biest die sterk vervuild is met bacteriën zorgt ook voor een gedaalde opname van antistoffen. Dit laatste kan voorkomen worden door de hygiëne te respecteren bij het verzamelen, bewaren en verstrekken van biest. Bijkomend kan pasteurisatie toegepast worden om zoveel mogelijk bacteriën af te doden. Hierbij wordt biest verwarmd in een warmwaterbad aan 60°C gedurende 60 minuten. De temperatuur mag de grens van 60°C niet overstijgen omdat dit nefast is voor de antistoffen. Tenslotte kan ook supplementatie van selenium aan de moederdieren einde dracht een positief effect hebben op de opname van antistoffen in het kalf. Vanaf 8 weken voor kalven kan een wekelijkse supplementatie van 100 mg seleniumgist aan het rantsoen van de moederdieren zorgen voor een betere opname van antistoffen in het kalf. De biest voor het kalf extra supplementeren met 3mg natriumseleniet per liter zorgt nogmaals voor een verbeterde antistofopname (Hall et al., 2014).
Kalveren die voldoende biest van goede kwaliteit gekregen hebben (minstens 4L met ≥ 50 g IgG/L binnen 6u na geboorte) zullen beter beschermd zijn tegen ziektes dan kalveren die te weinig of slechte kwaliteit biest gekregen hebben. Een extra maatregel om kalveren nog beter te beschermen tegen bijvoorbeeld diarree en griep is het vaccineren van de moederdieren. Hieronder volgen enkele voorbeelden:
- Neonatale diarree (Rota-corona en E.Coli F5) :
RotavecTM Corona (MSD): 12 tot 3 weken voor kalven (Durel et al., 2017)
Lactovac of Scourguard (Zoetis): 6-8 w en 1-3w voor verwachte kalfdatum
- Kalvergriep (BRD):
Bovilis®Bovipast RSP (BRSV, PI3 en M. haemolytica) (MSD)
7 en 3 weken voor kalven (Makoschey et al., 2011; Makoschey et al., 2012)
Vaccinatie van de moederdieren heeft echter geen effect op de kwaliteit van de biest (antistofconcentratie wordt niet beïnvloedt), de biest zal wel meer specifieke antistoffen bevatten voor de ziekten waarvoor werd gevaccineerd.