Er zit heel wat variatie in de kwaliteit en hoeveelheid biest die onze vaarzen en koeien geven. Kunnen we via voeding of management van onze koeien deze kwaliteit of kwantiteit van de biest positief beïnvloeden?
Om probleemloos op te starten en te groeien moet je een pasgeboren kalf voorzien van voldoende immuniteit en voeding. Voldoende biest van hoge kwaliteit is hiervoor van essentieel belang. Het hele jaar door voldoende biest van hoge kwaliteit beschikbaar hebben kan echter een uitdaging zijn.
Onderzoek toont aan dat 73% van de primipare koeien en 61 % van de multipare koeien, onvoldoende biest produceert (bij eerste melking) voor het eigen kalf (3-4 L eerste gift + 2 L tweede gift). Daarnaast valt bij een kwart van de koeien de kwaliteit onder de grens van 50 g/L IgG (Brix 22%). Begrijpen hoe voeding, gezondheid, management en omgeving van een koe de biestkwaliteit beïnvloedt, is dus van cruciaal belang voor elke melkveehouder die zich zorgen maakt over het welzijn en de toekomst van zijn kudde.
Voeding vóór het kalven
Energie – Hoewel energierijk voeder bij ooien de biestproductie sterk kan verhogen, blijkt dit effect bij melkkoeien een stuk kleiner te zijn. Meer energie voederen tijdens de droogstand kan de biestproductie (soms) licht verhogen, maar dit gaat vaak gepaard met een lagere concentratie aan antistoffen (IgG). Extra energie voorzien onder de vorm van suiker (bijvoorbeeld met melasse) is wel positief gecorreleerd met zowel biestvolume als -kwaliteit. Tot slot is ook een BCS (Body Condtition Score) tussen 3,0 en 3,5 positief gelinkt aan biestkwaliteit. Zorg er zeker voor dat koeien in de droogstand niet zakken in BCS, want dit leidt tot biest met lager IgG gehalte.
Eiwit – Verschillende studies tonen aan dat het eiwitgehalte in het droogstandsrantsoen geen significant effect heeft op biestkwaliteit of -kwantiteit. Ook dit suggereert dat vooral de beschikbaarheid van energie een bepalende factor is in de biestproductie. Een hoger gehalte eiwit in het droogstandsrantsoen heeft enkel bij koeien die naar tweede pariteit gaan wél een positief effect op de biestproductie (volume en kwaliteit). Mogelijks geldt dit ook bij primipare koeien, maar hierover zijn geen onderzoeksresultaten beschikbaar. Daarnaast leidt een hogere eiwitgehalte in het droogstandsrantsoen tot een betere opname van antistoffen uit de biest door het kalf. Streef bij multipare koeien naar 13,5 tot 15,5 % RE voor de close-up groep en ≤ 13,5 % RE bij primipare koeien.
KAV (kation-anion-verschil) – Het effect van het KAV in het rantsoen is beperkt, al zullen koeien die een rantsoen met KAV hoger dan -70 mEq/kg meer biest produceren. Zorg dus voor een droogstandsrantsoen met een KAV hoger dan -70 mEQ/kg.
Supplementen – Toevoegen van supplementen aan het droogstandsrantsoen kan de biestproductie beïnvloeden, maar het ontbreekt vaak aan voldoende onderzoeksresultaten om het effect duidelijk in beeld te krijgen. Probiotica blijken weinig effect te hebben, terwijl toevoegen van nicotinezuur de concentratie aan IgG kan verhogen (meest effect bij 32 g per koe per dag). Beta-caroteen heeft geen effect op de biestproductie, maar bevordert wel de voederefficiëntie van het kalf in de eerste 3 levensweken. Toevoegen van choline (pens-bestendig choline) aan het rantsoen kan zowel de concentratie IgG als het volume biest verhogen. Een dosis van 15 gram per koe per dag voor de laatste 3 weken van de droogstand lijkt hierbij de beste resultaten te geven. Ook pensbestendig arginine zou een vergelijkbaar effect hebben op de biestproductie, maar dit kon nog niet voldoende bevestigd worden in wetenschappelijk onderzoek.
De uier
Uierkwartieren met subklinische mastitis in de periode kort voor kalven zullen minder biest produceren (gemiddeld 334 mL minder). De concentratie aan antistoffen wordt niet beïnvloed door de mastitis, maar het volume ligt dus wel lager. Om het herstel van het uierweefsel tijdens de droogstand te bevorderen schakel je vóór het kalven (3 tot 6 weken) best over op korte dag regime (8 uur licht en 16 uur donker). Hoewel dit regime in de praktijk vaak gehanteerd wordt is er weinig onderzoek beschikbaar die het verschil in biestproductie kwantitatief kan bevestigen. Toch is het aan te bevelen het korte dag regime te hanteren tijdens de droogstand gezien het positief effect op de productieresultaten in de aansluitende lactatie. Mogelijks kan een overgang naar lange dag regime (16 uur licht en 8 uur donker) kort voor kalven wel een positief effect hebben op de biestproductie. Verder onderzoek hierin is echter nog nodig. Tot slot kan het toedienen van oxytocine aan primipare dieren, 45 seconden voor het melken van de biest, het volume biest verhogen (+ 1,6 kg bij 40 IE oxytocine).
Omgeving en fotoperiode
In het voorjaar/zomer produceren koeien gemiddeld meer biest dan in het najaar/winter. Bij multipare koeien is dit verschil het grootst. Onderzoek toonde aan dat het in hoofdzaak de hogere temperatuur (> 23° C) is die hier de oorzaak van is, eerder dan de langere lichtperiode. Omgekeerd zullen koeien in koude omstandigheden (< 5° C) beduidend minder en minder goede biest produceren. Toch zal de biestproductie nadelig beïnvloed worden door hittestress en kan bijgevolg het bestrijden van hittestress de biestproductie verbeteren. Extra onderzoek om de specifieke invloed van temperatuur en fotoperiode op de biestproductie en -kwaliteit uit te klaren is evenwel zeker nog nodig.
Andere factoren
Een belangrijke factor voor de biestproductie is de lengte van de droogstand. Hierbij kunnen koeien die 60 dagen droogstand krijgen tot bijna 3 keer zoveel IgG produceren als koeien die geen droogstand krijgen (1.400 g IgG vs. 500 g IgG). De langere droogstand resulteert in zowel een hoger volume biest als in een hogere concentratie antistoffen. Binnen een langere droogstand (60 dagen) heeft ook de lengte van de close-up periode een gevoelige impact. In deze periode krijgen de koeien al een energierijker rantsoen. Recent onderzoek illustreerde dat een close-up periode van ca. 20 dagen 2 kg meer biest opleverde dan een close-up periode van ca. 10 dagen. Aanbeveling op dit vlak is om zo’n 20 dagen close-up periode in acht te nemen in een totale droogstand van 40 tot 60 dagen.
Moeders van zwaardere kalveren (stierkalveren, tweelingen) hebben gemiddeld een hogere biestproductie. Ook geven multipare koeien gemiddeld meer biest met een hoger IgG gehalte dan primipare koeien. Tot slot is er ook een (beperkte) genetische factor die mee bepaalt hoeveel biest een koe geeft. Ook het vetgehalte in de melk in de vorige lactatie is positief gecorreleerd met het IgG gehalte in de biest (genetisch of nutritioneel effect).
Tijdig melken na het kalven is nodig aangezien de concentratie IgG daalt naarmate de tijd vordert. Biest melken binnen de 8 uur na kalven is aangewezen en als het kalf biest van eigen moeder krijgt dan streef je best naar biest melken binnen de 2 uur na kalven.
Conclusie
Het verhogen van de biestopbrengst lijkt samen te hangen met voeding, management, omgeving en genetica. Toch zijn onderzoekers er vaak nog niet in geslaagd om de variabiliteit in biestproductie voldoende te verklaren. Toch kunnen enkele inzichten al aangewend worden om de biestproductie te optimaliseren.
Het voeren van een close-up rantsoen met meer suiker, gedurende 20 dagen voor kalven, heeft een positief effect op de biestopbrengst en -kwaliteit. Zorg sowieso voor een rantsoen dat aan de behoeftenormen van close-up koeien voldoet. Het kalf van een correct gevoederde koe zal immers meer antistoffen uit de biest opnemen. De droogstand verlengen kan de biestopbrengst verhogen, maar dit lijkt ook afhankelijk te zijn van de tijd van het jaar. Het effect is kleiner bij temperaturen onder 5°C en is groter tussen 5°C en 23°C of boven 23°C.
Goed management tijdens de droogstand is essentieel omdat koeien die afkalven met mastitis minder biest produceren. Van pensbeschermde choline is aangetoond dat het de biestopbrengst de verhoogt. Daarnaast zal alles dat de typische hormonale schommelingen rond het kalven verstoort wellicht de biestsynthese verminderen.
Gerelateerd
- Vraag/Antwoord: Biest sonderen bij kalveren
- Vraag/Antwoord: Biest en biestvervangers
- Vraag/Antwoord: Eiwitgehalte in melkvervangers
- Vraag/Antwoord: Volume biest bij vleesvee
- Vraag/Antwoord: Het ideaal speenmoment
Bronnen:
1 Invited Review: Factors influencing colostrum production of multiparous Holstein and Jersey cows. P. S. Erickson, T. C. Stahl en S. C. Allen. Applied Animal Science 40:791–801
2 Invited review: Nutritional and management factors that influence colostrum production and composition in dairy cows. T. A. Westhoff, S. Borchardt, and S. Mann. Journal of Dairy Science Vol. 107 No. 7, 2024
3 Colostrum Management: Keys to Optimizing Output and Uptake of Immunoglobulin G. Peter S. Erickson. Frontiers in Animal Science, June 2022 | Volume 3 | Article 914361
4 Boosting Colostrum Quality: Key Nutritional and Management Tips for Dairy Farmers. Thebullvine.com. July 20th, 2024
5 How Can You Improve Colostrum Quality on Your Dairy? Emily Fread, Extension Educator, Dairy. Pennsylvania State University. October 2024
6 Low colostrum yield in dairy cows. Martin Mangual, Michigan State University Extension - August 23, 2023