Wat kan het boterzuurgehalte in de melk verhogen? Wanneer bevat een graskuil te veel boterzuur en wat zijn de risico's om dergelijke kuil te voederen aan melkgevende koeien?
Boterzuur is een vluchtig vetzuur met een zeer penetrante geur en een onaangename smaak. Het wordt geproduceerd door boterzuurbacteriën. Bij de productie van harde kaas kunnen boterzuurbacteriën aanleiding geven tot grote gaten en afwijkende geur en smaak (‘knijper’ of ‘laat los’). Boterzuurbacteriën vormen sporen die verhitting (pasteurisatie) kunnen overleven en nadien ontwikkelen tot actieve bacteriën die boterzuur produceren. De besmetting van rauwe melk met (sporen van) boterzuurbacteriën ligt dus aan de basis van dit probleem.
In de melk
Boterzuurbacteriën komen van nature vooral voor in water, mest en grond. Risicoanalyse toont aan dat besmetting van de melk hoofdzakelijk gebeurt tijdens het melken door bevuiling van de spenen met kuilvoer en mest. De besmetting komt de stal binnen via het kuilvoer en is afkomstig van grond. De besmetting van melk aanpakken gebeurt dus best aan de bron: het kuilvoeder.
De aanwezigheid van boterzuurbacteriën in melk wordt maandelijks per melkveebedrijf gecontroleerd. Hiervoor wordt na 7 dagen incubatie van een melkstaal de gasvorming geregistreerd. Afhankelijk van de gebruikte analysemethode en het beleid van de verwerker kan het resultaat leiden tot verlaging van de kwaliteitspremie.
In de kuil
Een goede kuil bevat minder dan 1.000 sporen van boterzuurbacteriën per gram DS. Een concentratie boven 10.000 sporen per gram DS worden als te hoog beschouwd. Ook boterzuur zelf wordt als kwaliteitsnorm voor kuilen gebruikt. De norm ligt hier op 3 gram boterzuur per kg DS (Eurofins Agro).
Om de besmetting van ruwvoederkuilen te beperken is het belangrijk het aandeel grond in de kuil zo laag mogelijk te houden. Goed afgestelde machines, een egaal veldoppervlak en mollenbestrijding zijn enkele aandachtspunten. Vermijd daarnaast ook verontreiniging van het voer met mest. Daarnaast geeft een goed inkuilproces boterzuurbacteriën weinig kans om sterk te ontwikkelen. De klassieke voorwaarden voor een goede ruwvoerkuil komen hier dus terug naar voor: gras voordrogen en hakselen, de kuil goed aanrijden en snel afdekken, kuiladditieven gebruiken (lees hier wanneer), …
Graskuilen met verhoogd risico op overmatige aanwezigheid van boterzuurbacteriën: < 35 % DS zonder gebruik van kuiladditieven, (droge) kuilen die matig aangereden zijn, losse zijkanten, heterogene kuilen, NH3-fractie > 12 en pH te hoog, hoog ruwe as-gehalte.
Ook na inkuilen moet de kwaliteit bewaakt worden. Voorkom broei en schimmelvorming in de kuil met een glad snijvlak en voldoende voersnelheid. Verwijder los voer en natte of rotte plekken alsook de voerresten in de stal. Kuilvoer met sterke ontwikkeling van boterzuurbacteriën zal voederwaarde en smakelijkheid verliezen waardoor ook de melkproductie negatief kan beïnvloed worden.
In de stal
Een goede hygiëne in de stal houdt ook besmetting met boterzuurbacteriën van de melk onder controle. Ligbedden schoon en droog houden, roosters reinigen en ook uiers en flanken scheren zijn enkele belangrijke punten om bevuiling van de uiers en spenen met boterzuurbacteriën te reduceren. Tot slot vormt een goed management tijdens het melken het sluitstuk van de preventie. Spenen grondig reinigen met proper materiaal, lucht zuigen vermijden, melkstellen en melkstand proper houden, melkmachine correct afstellen, …
Meer info: Brochure boterzuurbacteriën (Animal Science Group, WUR, 2005)
Met dank aan Koen Lommelen (Account Manager Zuivel en Melkveehouderij, MCC Vlaanderen) voor de technische aanvulling.
Gerelateerd
- Vraag/Antwoord: Kuiladditieven voor gras
- Vraag/Antwoord: Biogene amines in kuilvoer
- Vraag/Antwoord: Gemengd inkuilen
- Vraag/Antwoord: Kaliumbemesting maïs
Bronnen:
1 Boterzuur en boterzuurbacteriën. Eurofins Agro.
2 Sporen van boterzuurbacteriën: plaaggeest van kuil tot kaas. Animal Science Group, Wageningen University and Research. 2005