Mastitis bij melkvee slim aanpakken
Creytens Lien (M-teamUGent), Lipkens Zyncke (DGZ)
Een betere uiergezondheid dankzij een goed mastitismanagement helpt niet alleen de kosten op een melkveebedrijf te drukken, het is ook de perfecte start om het antibioticagebruik naar beneden te krijgen. 60 tot 70% van het antibioticagebruik op Vlaamse melkveebedrijven gaat namelijk naar de preventie en controle van mastitis. Maar hoe weet je of je melkkoeien er last van hebben en hoe kun je vermijden dat je met antibiotica gecontamineerde melk moet weggooien?
Uierontsteking of mastitis bij melkvee is een veelvoorkomende en dure ziekte in Vlaanderen. Dat maakt dat een te hoog tankmelkcelgetal (subklinische mastitis) nog altijd de belangrijkste reden is voor boetes voor melkveehouders in het kader van de melkkwaliteit. Bovendien maakt ongeveer 26% van de Vlaamse melkkoeien per jaar minstens één keer klinische mastitis door. Het onnodig behandelen van dieren met klinische mastitis kost heel wat geld door de antibiotica die daarbij ingezet wordt en de verspilling van met antibiotica gecontamineerde melk. Beide vormen van mastitis kosten de melkveehouder jaarlijks gemiddeld 190 euro per koe.
Wat is mastitis?
Mastitis of uierontsteking is - zoals het woord het zelf zegt - een ontsteking van het uierweefsel. Deze ontsteking ontstaat (meestal, maar niet altijd) door het binnendringen van kiemen via het speenkanaal waarna ze schade toebrengen aan het uierweefsel. Andere oorzaken van uierontsteking kunnen onder andere trauma en bijtende (etsende) stoffen zijn.
Onafhankelijk van de oorzaak (kiemgerelateerd, trauma of etsende stoffen), zal het afweersysteem van de koe ruwweg op eenzelfde manier reageren: er worden afweercellen gerekruteerd uit de bloedbaan om de schadelijke kiemen en het beschadigde weefsel op te ruimen. Hiervoor zal de bloedtoevoer naar de uier verhoogd worden en zullen de bloedbanen meer doorgankelijk zijn voor ontstekingscellen en -mediatoren. Dit verklaart waarom de uier bij een klinische ontsteking een hard, rood en gezwollen uitzicht heeft en pijnlijk aanvoelt. Loopt de ontsteking uit de hand en kunnen kiemen (of delen ervan) de bloedbaan binnendringen, dan zal de koe ook algemeen ziek worden met onder andere koorts, verminderde eetlust en shock tot gevolg.
Klinische en subklinische mastitis
Aan de hand van de aan- of afwezigheid van zichtbare symptomen, maakt men een indeling in ‘subklinische’ en ‘klinische’ mastitis.
Subklinische uierontsteking kenmerkt zich door de afwezigheid van zichtbare symptomen. De koe is algemeen gezond: de uier en de melk hebben een normaal uitzicht en het dier vertoont geen tekenen van koorts of verminderde eetlust. De enige indicatie dat de koe met subklinische mastitis te kampen heeft, is een stijging van het individuele celgetal en een lichte (moeilijk te detecteren) daling in melkproductie. In België ligt de grens van het individuele celgetal op 250.000 cellen/ml melk voor een koe en op 150.000 cellen/ml melk voor een vaars. Van zodra het celgetal boven deze grenswaarden stijgt zonder dat de koe of vaars symptomen vertoont, spreekt men van een subklinische mastitis en is het aangeraden om bacteriologisch onderzoek te laten uitvoeren op de melk.
Bij klinische uierontsteking daarentegen ziet men wel steeds symptomen. Afhankelijk van de ernst van de symptomen spreken we van een milde, matige of ernstige klinische uierontsteking. Bij milde klinische mastitis zijn enkel afwijkingen van de melk zichtbaar. Die kan dan bijvoorbeeld enkele tot veel vlokken vertonen, een waterig uitzicht hebben, bloedbijmenging of sediment bevatten. Wanneer er ook afwijkingen aan de uier (rood, gezwollen, warm, pijnlijk) te zien zijn, spreekt men van matige klinische mastitis. Indien de koe ook algemene symptomen zoals koorts (>39,5° C), verminderde eetlust vertoont of niet meer recht kan staan, dan klasseert men dit als een ernstige klinische mastitis.
Slimme aanpak
De maatschappelijke druk om het antibioticagebruik te doen dalen (denk aan het in omloop brengen van de benchmarktrapporten), neemt toe en brengt ons bij nieuwe concepten waarbij niet elke koe standaard antibiotica toegediend krijgt om mastitis tegen te gaan: selectief droogzetten en selectief behandelen van klinische mastitis. Dit concept is gebaseerd op Amerikaans onderzoek dat aangeeft dat het selectief behandelen van milde en matige gevallen van klinische mastitis leidt tot een stevige reductie in het antibioticumgebruik zonder negatieve effecten op de prestaties van de koeien. Bij gevallen van ernstige klinische mastitis is dit concept niet toepasbaar.
Het selectief behandelen van klinische mastitis is gebaseerd op het inzetten van sneltesten voor kiemdetectie op de dierenartsenpraktijk of op het melkveebedrijf zelf. Hiervoor neemt men een melkstaal van het aangetaste kwartier in kwestie, waarna de melk geënt wordt op bepaalde testmedia die afgelezen worden na 24 uur incuberen. In de tussentijd wordt er nog niet met antibiotica behandeld, tenzij eventueel met een ontstekingsremmer. De testmedia tonen aan of er al dan niet kiemgroei is. Bepaalde kiemen zijn reeds verdwenen op het moment dat het mastitisgeval vastgesteld wordt, wat behandelen met antibiotica overbodig maakt (noch lokaal in de uier, noch via inspuiting in de nek). Andere kiemen zijn wel nog aanwezig maar behandelen met antibiotica levert geen voordelen op.
Men kan zich de vraag stellen of deze nieuwe behandeling geen nadelige gevolgen heeft voor de productie en voor het dier. Het Amerikaans onderzoek toonde reeds aan dat dit niet het geval is. Er is echter nog nood aan data van op Vlaamse bedrijven om dit concept ook bij ons te kunnen uitrollen. Daarom startte het M-team van de universiteit van Gent samen met DGZ, ILVO en Hooibeekhoeve een 4 jaar durend project “Onderzoek naar implementatie van “on-practice culture” waarin we onderzoeken of selectief behandelen van niet-ernstige klinische mastitis aan de hand van sneltesten ook op onze Vlaamse melkveebedrijven toepasbaar is. De eerste twee jaar van het project volgen we met een veldstudie 50 Vlaamse melkveebedrijven op.
Leerrijke workshops voor veehouders en dierenartsen
In het kader van dit project worden voor de deelnemende melkveehouders en dierenartsen workshops georganiseerd over hoe je koeien met milde tot matige klinische mastitis selectief kunt behandelen. Dus enkel koeien met afwijkingen in de melk en/of aan de uier (klinische mastitis) die geen koorts hebben (temperatuur boven 39,5 °C) komen in aanmerking. De bedrijfsdierenarts zal bij deze koeien bacteriologisch onderzoek uitvoeren met sneltesten voor kiemdetectie waarvan de resultaten zullen bepalen of antibiotica al dan niet nodig is.
In samenwerking met dierenartsen die eerder al een opleiding volgden om de sneltest correct te kunnen uitvoeren, gingen de voorbije zomer de eerste projectworkshops door. Een aantal van de deelnemende melkveehouders werden hierbij opgeleid om koeien met een milde tot matige klinische mastitis te herkennen en correct te bemonsteren. Er komt namelijk veel bij kijken om een steriel melkstaal te nemen, wat een belangrijke voorwaarde is voor het slagen van de veldproef. Tijdens de workshop werd aandacht besteed aan een goede handhygiëne, speentopdesinfectie en het belang hiervan. De veehouders kwamen alles te weten over de juiste volgorde van handelingen bij monstername, het verschil tussen de knijp- versus stripmethode (zie foto links) en de impact van praktische omstandigheden zoals urineren en zwiepen met de staart. Als laatste onderwerp van de workshop kwam het belang van een juiste bewaring van het melkmonster aan bod. In de toekomst staan nog een aantal van deze workshops gepland en zullen de ervaringen van alle deelnemers worden opgevolgd. Daaruit zullen ongetwijfeld nog heel wat praktische info en tips volgen die we met de sector kunnen delen.
Foto links: demonstratie van de knijp- versus stripmethode, foto rechts: na de demonstratie gaan de deelnemers aan de slag om de methode uit te testen.
Het uiteindelijke doel van dit project is om via een goede samenwerking tussen melkveehouders en dierenartsen te komen tot betere bedrijfseconomische resultaten, minder voedselverspilling, meer arbeidsvreugde bij de Vlaamse melkveehouder en een beter dierenwelzijn. En dat samen met een verminderd antibioticumgebruik.
Partners VLAIO-Project OPC