Aardappelen op overschot? Voer ze aan de koeien!
Tine Van den Bossche (ILVO), Eddy Decaesteker (Inagro) en Raf Steegmans (Boerenbond)
Aardappelen worden niet geteeld als veevoeder, maar in tijden van overschot kan het een interessante én duurzame optie zijn. Als het aanbod de vraag sterk overstijgt valt de marktprijs voor aardappelen voor humane consumptie soms zo ver terug dat aanwenden als veevoeder een valabel alternatief zou zijn. Kunnen aardappelen dan ingezet worden in het rundveerantsoen?
Potentieel voor rundvee (prijzen augustus 2025!)
Verse aardappelen bevatten gemiddeld 627g zetmeel per kg DS (CVB) en hebben een interessante voederwaardeprijs (VWP augusuts 2025 - WUR). Voor gewassen aardappelen zit deze rond 37% bij een prijs van €20/ton en 75% bij een prijs van €40/ton. Ter vergelijking: zetmeelrijke maïsproducten zoals maïsmeel, CCM en MKS zitten tussen 90 en 120%. Eigen kuilmaïs haalt een voederwaardeprijs van 62%. Let wel: aardappelen zijn geen ruwvoeder en worden dus best ingezet als krachtvoeder. Structuurtekort is het grootste risico, met daling van het melkvetgehalte als gevolg. De structuurwaarde van aardappelen ligt rond 0,65 – 0,75, terwijl graskuil varieert van 2 tot 4,1 en maïskuil van 1,5 tot 2,4. Ter vergelijking: perspulp en bierdraf zitten rond 1,05 en krachtvoeder rond 0,2. Een rantsoen heeft best minstens een structuurwaarde van 1,1. Gebruik aardappelen dus enkel als vervanger van ruwvoeder indien er voldoende gras/ruwvoeder beschikbaar is. Bespreek de inpasbaarheid steeds met je voeradviseur.
Aardappelen als krachtvoeder
Aardappelen komen in de eerste plaats in aanmerking om krachtvoeder deels te vervangen. Vooral rantsoenen met maïskuil van vorig jaar (2024) komen vaak (bestendig) zetmeel tekort. In die context zijn aardappelen een interessante aanvulling. Hun zetmeelaandeel is vergelijkbaar met maïsmeel of CCM. MKS bevat iets minder zetmeel. Let wel: het zetmeel in aardappelen is bestendiger, waardoor het trager verteert en rustiger is in de pens. Dat is gunstig voor de pensgezondheid, maar betekent ook dat aardappelen iets meer ruwvoeder verdringen. Richtwaarden voor vervanging zijn: 1 kg DS aardappelen (5 kg vers aan 20% DS) vervangt 1 kg maïsmeel óf 1.6 kg CCM óf 1.8 kg MKS.
Om verstikkingsgevaar te vermijden is het sterk aan te raden om de aardappelen te malen. Runderen kunnen namelijk gulzig eten, waardoor een hele aardappel in de keel kan blijven steken. Bovendien snijdt de mengvoerwagen vaak onvoldoende fijn. Een voerbak met een bietenmes kan een praktische oplossing bieden. Het is essentieel dat de aardappelen vrij zijn van aarde. Wassen is een optie, maar daarna blijven ze nog slechts twee weken bewaarbaar. Wanneer de aardappelen in de zomer droog uitgereden worden, blijft de aanwezigheid van aarde vaak beperkt.
Inkuilen van aardappelen in de graskuil
Om de bewaarbaarheid van aardappelen op langere termijn te garanderen, kunnen ze ingekuild worden. Inkuilen met gras is daarbij een interessante optie. Door de klimaatverandering winnen najaarssneden aan belang, en blijven de omstandigheden om in te kuilen gunstig (35-40% DS). Najaarsgras bevat doorgaans veel (onbestendig) eiwit (>190 g/kg DS). Door aardappelen mee in te kuilen, wordt de hoge OEB van het gras gecompenseerd door de negatieve OEB van de aardappelen. Die brengen pensenergie aan wat resulteert in een betere eiwitbenutting in de pens. Let wel, tijdens het inkuilen daalt het zetmeelgehalte van aardappelen van 627 naar 537 g/kg DS (CVB) en ook de bestendigheid neemt iets af. Combineer je deze aardappel-najaarsgraskuil met een voorjaarskuil in het winterrantsoen, dan heb je als het ware een versnellingspook in handen om het rantsoen bij te sturen volgens de voederwaarde van de maïskuil.
In de praktijk kan je uitgaan van 350 kg DS aardappelen per 2500 kg DS gras. Dat komt neer op ongeveer 1750 kg aardappelen per hectare ingekuild gras bij een gemiddelde opbrengst in het najaar. Bij een zwaardere of lichtere snede kan het aandeel aardappelen aangepast worden met 70 kg DS (≈ 350 kg vers) per 500 kg DS gras. Verdeel ze zo gelijkmatig mogelijk over de kuil. Reken vooraf uit hoeveel kilo aardappelen er in een schepbak van de verreiker passen en hoeveel karren per hectare nodig zijn, zodat je ze efficiënt kunt verdelen. De aardappelen moeten vrij zijn van grond, maar hoeven niet gemalen of gesneden te worden. De stelling dat aardappelen in hun geheel mogen worden ingekuild, is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek van ILVO in de jaren 80.
Inkuilen van aardappelen in maïskuil
Het inkuilen van aardappelen in maïskuil is mogelijk, maar vraagt de nodige voorzichtigheid. Zeker met maïs van betere kwaliteit met een hoog zetmeelgehalte. Wie voldoende gras heeft om naast deze zetmeelrijke kuil te voeren, zal minder risico lopen. Maar bij een beperkte grasvoorraad zal het aandeel maïskuil, en dus zetmeel, in het rantsoen noodgedwongen toenemen. Als daarbovenop aardappelen in de kuil zitten, kan het rantsoen snel té zetmeelrijk worden. Ter illustratie: een rantsoen met 25 kg maïskuil (35% DS en 40% zetmeel) levert 3500g zetmeel aan. Verhoog je dat naar 30 kg maïskuil, dan stijgt de zetmeelaanbreng naar 4200g — een verschil dat overeenkomt met de zetmeelaanbreng van 1 kg DS aardappelen. Dit toont aan dat de beschikbare ruwvoedervoorraad bepalend is voor deze strategie.
In de praktijk is een verhouding van 5 kg aardappelen per 25 kg maïs (≈ 1 kg DS aardappelen) dus werkbaar. Per hectare maïs met een opbrengst van 50 ton kan je dan ongeveer 10 ton aardappelen inkuilen. Wie 5 kg aardappelen per 30 kg maïs wil voederen, mag bij dezelfde maïsopbrengst slechts 8.300 kg aardappelen per hectare inkuilen. Let ook op de rijpheid van de maïs: hoe rijper, hoe bestendiger het zetmeel en aardappelen bevatten zelf ook veel bestendig zetmeel.
Aardappelen voor vleesvee in de afmestfase
In de afmestfase hebben vleesstieren en zoogkoeien nood aan een energierijk rantsoen, waarbij aardappelen een interessant en goedkoper alternatief voor krachtvoeder kunnen zijn. ILVO-onderzoek bij Belgisch witblauwe stieren (2002) toonde aan dat een rantsoen met 25% DS aardappelen, 60% DS krachtvoeder en 15% DS maïskuil leidde tot een iets betere groei en slachtrendement dan een klassiek rantsoen met 75% DS krachtvoeder en 25% DS maïskuil. Aardappelen stimuleren de voederopname, wat interessant is bij dikbillen door hun beperkte opnamecapaciteit. Ook bij zoogkoeien (2013) bleken aardappelen een interessante vervanger van krachtvoeder: ze drukten de kostprijs zonder negatieve effecten op groei, karkaskwaliteit of vleeskwaliteit.
In de praktijk worden aardappelen best beperkt tot 25% van de droge stof, of 2 kg per 100 kg lichaamsgewicht, met aandacht voor het totale zetmeelaandeel, voldoende structuur en een geleidelijke opbouw. Bij 20 à 25% aardappelen (op DS) in de maïskuil zit je snel aan 400–450 g zetmeel/kg DS. Combineer daarom met een all-mash (max. 300 g zetmeel/kg DS) om onder de 35% zetmeel op totaalrantsoen te blijven. Zorg voor voldoende DS in de kuil; een onderlaag maïs helpt om vocht uit aardappelen te absorberen. Te veel aardappelen aan het einde van de afmest (> 10–12 kg verse stof) verhoogt het risico op waterachtig vlees.
Dit artikel kadert binnen het VLAIO-LA traject KringLoopKoe, dat inzet op het optimaliseren van nutriëntenkringlopen via het voeder. Ben je melk- of vleesveehouder en wil je aan de slag met aardappelen of andere circulaire voedermiddelen in je rantsoen? Neem contact op met de projectmedewerkers: sarah.vandennieuwenborg@inagro.be of tine.vandenbossche@ilvo.vlaanderen.be.

