Optimaliseren van eiwit uit grasland – Deel 2
Tine Van den Bossche (ILVO) en Sandra Debevere (Inagro)
Optimaliseren van eiwit uit grasland - Deel 1
De wetgeving stimuleert melkveehouders steeds meer om de uitstoot van stikstof (N), fosfor, methaan en CO2 te verlagen. Optimaliseren van de eiwitkwaliteit van gras, het belangrijkste eiwitrijke ruwvoeder op een melkveebedrijf, is dus een interessante strategie om hieraan tegemoet te komen. Meer DVE in het gras kan daarbij niet alleen de behoefte aan duur eiwitrijk krachtvoeder drukken, maar ook de ammoniakemissie en nitraatuitspoeling verlagen. Daarnaast kan ook efficiënt eiwit telen uit gras een bijdrage leveren. Hierin spelen bodem en bemesting, maar ook botanische samenstelling van het grasland een bepalende rol. De N-efficiëntie van grasland werd onderzocht op 34 percelen in West-Vlaanderen.
Praktijkproef bij West-Vlaamse melkveehouders
In 2020 werd het graslandmanagement op 10 West-Vlaamse melkveebedrijven opgevolgd door Inagro en ILVO binnen het VLAIO-project Ekopti. In totaal werden 34 percelen geselecteerd op verschillende bodemtypes (6 licht zandleem, 13 zandleem, 8 klei en 7 zware klei) waarop 4 of 5 sneden gemaaid werden zonder beweiding. Op 18 percelen werd klaver ingezaaid (7 – 48 % v.h. zaaizaad) en 9 percelen werden biologisch beheerd. Het groeiseizoen startte voor alle percelen op 15 februari en eindigde met een laatste maaibeurt tussen 8 september en 5 november. Tijdens het groeiseizoen werden verschillende parameters in kaart gebracht: weergegevens op bedrijfsniveau; bodem en bemesting op perceelniveau; opbrengst, kwaliteit van het verse en ingekuilde gras en maaibeheer (de handelingen van maaien tot inkuilen) voor elke snede op perceelniveau. Dit leverde enkele interessante inzichten in graslandbeheer.
Over het gehele jaar werd een gemiddelde opbrengst behaald van 10,6 ton DS, 9.316 kVEM en 756 kg DVE per hectare en een gemiddelde inhoud van 881 VEM en 72 g DVE per kg DS. Er was echter veel variatie tussen de verschillende percelen. In een voorgaand artikel werden de invloeden van het weer, de snede en het maaibeheer reeds beschreven. Dit artikel focust op de N-efficiëntie van de percelen in relatie tot de bodem, bemesting en botanische samenstelling van het grasland.
Bodem en bemesting
De bodem is de basis voor een goede grasgroei. Voor elk perceel werd daarom, vóór de eerste bemesting, een bodemanalyse uitgevoerd. Dit toonde aan dat de belangrijkste parameters (pH, CEC, organische (kool)stof, N en zwavel (S) leverend vermogen, C/OS ratio) gemiddeld binnen hun optimale range lagen. Enkel de C/N ratio, met een gemiddelde waarde van 10, lag voor alle percelen onder het optimum (13 – 17). Sommige percelen hadden ook voor andere bodemparameters minder gunstige waarden. Toch kon geen specifiek verband gevonden worden tussen bodemkwaliteit en opbrengst of kwaliteit van het gras. Ook het bodemtype zelf had in deze proef (beperkte dataset!) geen invloed op kwaliteit of kwantiteit van de grasoogst. Enkel het ruwe as gehalte lag gemiddeld hoger bij zwaardere gronden (klei en zware klei). Toch blijft inzetten op een kwaliteitsvolle bodem de basis voor een optimaal graslandmanagement.
Bemesting levert samen met de beschikbare elementen in de bodem de nutriënten voor grasgroei. De bemesting werd dus op elk perceel nauwgezet opgevolgd en de drijfmest geanalyseerd. Afhankelijk van bodem- en gebiedstype mag op grasland maximaal 338 - 385 kg/ha werkzame N toegediend worden (normen 2020). In de proef varieerde de totale bemesting van 23 tot 334 kg werkzame N/ha, met een gemiddelde van 186 kg. Een hogere N-bemesting leidde echter niet altijd tot een hogere DS opbrengst of een verhoogd RE-gehalte van het geoogste gras. De VEM- en DVE-inhoud van het gras bereikte een optimum bij een N-bemesting van 200 kg per ha.
Stikstofefficiëntie van de grasteelt
Via de N-efficiëntie zijn de factoren die de eiwitopbrengst van grasland beïnvloeden makkelijk te identificeren. De N-efficiëntie wordt gedefinieerd als de mate waarin werkzame N uit bodem en bemesting benut wordt door het gras. Voor de praktijkproef werd een bruto en netto N-efficiëntie berekend per perceel over het volledige groeiseizoen. Voor beide wordt het N leverend vermogen van de bodem en de werkzame N uit bemesting als N-input gebruikt. De N-opbrengst wordt berekend uit het RE in het gras, bij de bruto N-efficiëntie, en uit de hoeveelheid DVE in het gras, bij de netto N-efficiëntie. Gemiddeld behaalden de percelen een bruto efficiëntie van 86% en een netto efficiëntie van 41%. Voor beide parameters was er wel een grote variatie tussen de percelen.
Bruto stikstofefficiëntie = (N opbrengst als RE) / (werkzame N bemesting+N leverend vermogen bodem)
Netto stikstofefficiëntie = (N opbrengst als DVE) / (werkzame N bemesting+N leverend vermogen bodem)
In de eerste plaats wordt de N-efficiëntie beïnvloed door directe factoren uit de formule. Zo had de N-input via bemesting een sterkere invloed op de efficiëntie dan het N leverend vermogen van de bodem. Een hoger aandeel N uit bemesting leidde tot een evenredig lagere bruto en netto N-efficiëntie. Daarnaast bleek de invloed van zowel het gehalte RE als DVE in het gras kleiner dan de totale DS-opbrengst van het perceel. Hoe hoger de DS-opbrengst, hoe hoger de bruto en netto N-efficiëntie. Een maximale opbrengst met minimale bemesting zorgt dus voor de beste N-efficiëntie. Tot slot zijn er nog andere factoren die de N-efficiëntie beïnvloeden. De aanwezigheid van klaver in het zaaigoed bleek hiervan de belangrijkste. Percelen waar klaver werd ingezaaid (7 – 48 % v.h. zaaizaad) hadden een hogere bruto en netto N-efficiëntie dan percelen waar geen klaver werd ingezaaid.
Tabel 1 - Het minimum, gemiddelde en maximum voor (de parameters ter bepaling van) de netto en bruto stikstofefficiëntie (grasseizoen 2020, percelen van tien praktijkbedrijven). Het gemiddelde werd ook weergegeven voor percelen met (n = 18) of zonder klaver (n = 16) ingezaaid.
|
Minimum |
Gemiddelde |
Maximum |
Gemiddelde klaver |
Gemiddelde geen klaver (n = 16) |
N-leverend vermogen bodem1 |
70 |
128 |
225 |
141 |
114 |
Totale N input via bemesting |
23 |
186 |
334 |
227 |
149 |
Ruw eiwit gehalte2 (g/kg DS) |
121 |
153 |
190 |
147 |
159 |
Darmverteerbaar eiwit gehalte2 (g/kg DS) |
60 |
72 |
92 |
71 |
73 |
Bruto stikstofefficiëntie3 |
41% |
86% |
156% |
101% |
70% |
Netto stikstofefficiëntie4 |
19% |
41% |
68% |
48% |
32% |
1 Het N-leverend vermogen van de bodem is de hoeveelheid N die beschikbaar is uit organische stof.
2 Gewogen gemiddelde RE- en DVE-inhoud van het verse gras op basis van de opbrengst van elke snede.
3 Bruto stikstofefficiëntie =
4 Netto stikstofefficiëntie =
Grasklaver
Klaver is een vlinderbloemige, die in samenwerking met bacteriën, N uit de lucht kan fixeren. Klaver in het grasland verlaagt de benodigde hoeveelheid N uit bemesting. Dit werd ook aangetoond in de praktijkproef. Voor het behalen van de gemiddelde DS-opbrengst (11 ton/ha per jaar), was op pure graspercelen 300 kg werkzame N uit bemesting nodig. Op percelen waar klaver werd ingezaaid kon een zelfde opbrengst behaald worden met 200 kg/ha minder N uit bemesting!
De gemiddelde DS-opbrengst was op percelen met klaver doorgaans ook hoger dan in vergelijking met pure graspercelen. Het warme en droge weer in 2020 speelde hierbij zeker ook een rol. Klaver is immers minder afhankelijk van water voor het transport van N in de bodem waardoor rode en in mindere mate ook witte klaver minder droogtegevoelig zijn. Daarnaast heeft rode klaver doorgaans een lagere verteerbaarheid en VEM-inhoud dan gras. Bij witte klaver is de VEM-inhoud net hoger dan bij gras. Op de onderzochte percelen lag de VEM en DVE inhoud van grasklaver, in beperkte mate, lager dan bij zuiver gras. De totale opbrengst VEM en DVE per hectare lag daarentegen wel hoger, door de hogere DS-opbrengst per hectare. Dit verklaart eveneens waarom percelen met klaver in deze proef gemiddeld een hogere N-efficiëntie behaalden.
Figuur 1 - DS-opbrengst in relatie tot de N input via bemesting (grasseizoen 2020, percelen van tien praktijkbedrijven). De lijn toont de gemiddelde opbrengst (11 ton DS/ha) behaald in de proef en de daarvoor benodigde N-bemesting bij niet-klaver (n = 16) en klaver (n = 18) percelen.
Optimaliseren van eiwit uit grasland - Deel 1