Getoaste veldbonen hebben een positief effect op het voersaldo bij biologische melkveebedrijven
Ilse Louwagie, Luk Sobry (Inagro)
In het project EKOPTI gaan Inagro en ILVO op zoek naar een efficiëntere benutting van eiwit in de melkveehouderij om tot betere ecologische en economische resultaten te komen. Uit een verteringsproef bij ILVO, in samenwerking met Inagro, bleek toasten de voederwaarde van veldbonen te verbeteren. Een praktijkproef op drie biologische melkveebedrijven, opgevolgd door Inagro, werden een deel van de sojaschilfers vervangen door de getoaste veldbonen en werd de melkproductie opgevolgd. Dit zorgde voor een verlaging van de voederkost bij gelijkblijvende productieresultaten.
In het teeltplan van veel biologische veehouders vormen mengteelten, zoals veldbonen met triticale, een vaste waarde. Dit zorgt niet alleen voor een hogere droge stof opbrengst maar vooral voor een hogere eiwitproductie per hectare. In het rantsoen kan zo een groter deel van de eiwitbehoefte ingevuld worden met eigen voedermiddelen.
Een aandachtspunt is echter de benutting van dit bedrijfseigen eiwit. Een groot deel van het eiwit in veldbonen is onbestendig en wordt dus snel afgebroken in de pens. Hierbij gaat een deel verloren onder de vorm van ureum via urine, mest en melk. In rantsoenen voor hoogproductief melkvee is daarom ook nood aan bestendig eiwit dat niet wordt afgebroken in de pens. Dit eiwit komt verderop in het maagdarmkanaal ter beschikking en is een bijkomende eiwitbron om aan de hoge eiwitvereisten van de dieren te voldoen. Sojaschroot of –schilfers leveren doorgaans dit bestendig eiwit.
Figuur 1. Veldbonen
Een hittebehandeling (toasten) maakt een deel van het onbestendig eiwit in veldbonen bestendig. Onderzoeksresultaten geven aan dat de voederwaarde, met name de DVE-waarde, hierdoor aanzienlijk verbetert. Bovendien verminderen de anti-nutritionele factoren (licht) en verhoogt de bewaarbaarheid.
In Denemarken en Frankrijk zijn al enkele jaren mobiele toasters actief die ter plaatse op het bedrijf veldbonen toasten. Een mobiele toaster is gemonteerd op een vrachtwagen waarop ook veldbonen uit de mengteelt kunnen gescheiden worden. De machine kan 4 ton per uur verwerken. Bij het toasten worden de veldbonen door de machine geblazen met hete lucht van 280°C. De hittebehandeling duurt enkele tientallen seconden en de veldbonen verlaten de machine met een kerntemperatuur van 110°C.
In 2019 werd een Franse mobiele toaster naar Vlaanderen gehaald en werd een mengsel van triticale en veldbonen getoast. De impact op de voederwaarde werd geanalyseerd en bij drie biologische melkveebedrijven werd de melkproductie opgevolgd bij een gedeeltelijke vervanging van sojaschilfers door getoaste veldbonen.
Effect op de voederwaarde
Via de ‘in sacco’ methode, een verteringsproef met gefistuleerde koeien, werden de voederwaarde en de afbraakkarakteristieken van de getoaste zaden bepaald. Deze bepaling liet toe om nauwkeurige voederwaarden te bepalen voor de rantsoenberekening. De resultaten voor (getoaste) veldbonen en (getoaste) triticale staan samengevat in tabel 1.
Tabel 1. Voederwaarde bepaald via ‘in sacco’ verteringsproeven van al dan niet getoaste veldbonen en triticale
Hieruit kunnen we afleiden dat het toasten van veldbonen zorgt voor een stijging van het bestendig ruw eiwit (%BRE), waardoor de DVE-waarde toeneemt met 38% en de OEB-waarde daalt. Het toale effect van toasten op de voederwaarde van triticale was nog niet gekend, maar de resultaten tonen aan dat de DVE-waarde van het graan eveneens stijgt. Ook het bestendig zetmeel (%BZET) stijgt met zo’n 20%. Dit is een bijkomend voordeel voor rundveerantsoenen. Het zetmeel uit graan breekt immers snel af in de pens en als grotere hoeveelheden gevoederd worden neemt de kans op pensverzuring toe. Door de toename in bestendig zetmeel door toasten, kan meer graan gevoederd worden. Met deze voederwaarden op zak werden de getoaste producten uitgetest in een voederproef op praktijkbedrijven.
Opzet voederproef
In de winter van 2019-2020 voerde Inagro een veldbonenproef uit op drie Vlaamse biologische melkveebedrijven. Het aantal melkgevende dieren op de proefbedrijven varieerde van 126 tot 194 en het rollend jaargemiddelde van de producties bedroeg 9.100 tot 10.700 kg melk. Op de drie bedrijven werden in totaal 4 proeven uitgevoerd waarbij een rantsoen met getoaste veldbonen gedurende een 3-tal weken werd gevoederd. Voor en na deze proefperiode kwam een controle periode zonder of met minder getoaste veldbonen. Tijdens de laatste 7 dagen van elke periode gebeurde een voederregistratie aangevuld met gegevens uit de melkcontrole. Eveneens werd in elke periode gestreefd naar een identieke opname van nutriënten om zodoende de productieparameters gelijk te kunnen houden. De dierprestaties en voederkosten tijdens de proefperiode werden vergeleken met deze uit de twee controle periodes.
Technisch en economische evaluatie
Een belangrijke vraag is of de getoaste producten tot een gelijke meetmelkproductie en dus gelijke financiële melkopbrengst leiden. De melkopbrengst werd dus nauwkeurig opgevolgd. Er werd ook onderzocht of het rantsoen goedkoper wordt door het vervangen van biologische sojaschilfers door veldbonen. Om daarbij ook de technische prestaties te kunnen vergelijken werd gebruik gemaakt van het voersaldo (financiële melkopbrengsten min voederkosten). In de kostprijsberekening werd gewerkt met gemiddelde prijzen voor de verschillende voedermiddelen voor alle bedrijven.
In tabel 2 worden de belangrijkste technisch-economische parameters weergegeven. De melkopbrengst, voerkost en voersaldo werd ook gesimuleerd voor gangbare melkveehouderij (verondersteld bij identieke technische prestaties, hetzelfde opgenomen rantsoen, enkel voeder- en melkprijzen werden aangepast).
Tabel 2. Samenstelling van de rantsoenen in de 4 voederproeven op 3 melkveebedrijven, productieresultaten en voersaldo (veldbonenproef Inagro)
In de vier proeven zorgde de vervanging van sojaschilfers door getoaste veldbonen voor een daling van de voederkost terwijl de melkproducties nagenoeg gelijk bleven. Hierdoor steeg overal het voersaldo. Op jaarbasis levert dit, afhankelijk van de resultaten van de vier proeven een besparing op van 13 tot 34 ton sojaschilfers en een winst van 6.000 tot 21.000€ voor een bedrijf met 100 melkkoeien. Aangezien gangbaar sojaschroot een pak goedkoper is dan biologische sojaschilfers is het financiële plaatje op een gangbaar bedrijf anders. Gemiddeld blijft het voersaldo ongeveer gelijk, met een beperkt financieel nadeel in proef 2 en 4 en een beperkt financieel voordeel in proef 1 en 3.
Deze proef kwam tot stand dankzij de financiële steun van de Vlaamse overheid via het CCBT project ‘Toasten van vlinderbloemigen voor een betere voederwaarde’ in samenwerking met het VLAIO-LA TRAJECT EKOPTI (Eiwit in de koe optimaliseren), uitgevoerd door Inagro en ILVO.